maandag 21 mei 2012

Toepassingskaart 6: Ouderinformatieavond

Opdracht B:

Ik heb een aantal vragen gesteld aan mijn stageschool met betrekking tot ouderavonden.

De momenten waarop zij een ouderavond organiseren:
* In het begin van het schooljaar
* Na elk rapport, Dit zijn in totaal 3 momenten
* In oktober zijn er workshops

De inhouden van de ouderavonden:
* Begin van het schooljaar gaat over de verwachting van de ouders
* De gesprekken na elk rapport gaat over de voortgang van de leerlingen
* De workshops in oktober gaan over waar ze op de basisschool mee bezig zijn

Organisatie ouderavonden:
* Alle bovengenoemde ouderavonden worden allemaal door de leerkrachten zelf georganiseerd en voorbereid.

Opdracht A + C:


Draaiboek Ouderavond ‘Fysiek- Motorische ontwikkeling (ontwikkeling in beeld)’


Organisatie

Wat moet er gedaan worden?

Vooraf
Wat moet er voorafgaand aan de ouderavond gebeuren?

·         Brief meegeven aan de ouders

Een week van tevoren wordt er een brief meegegeven aan de leerlingen. In deze brief informeren we de ouders over: het tijdstip van de ouderavond, de plaats, korte informatie over de inhoud en waarom deze avond ook voor hun kind van belang is.
Ook zit er een strookje aan de brief waarop de ouders kunnen aangeven of ze aanwezig zullen zijn op de ouderavond en met hoeveel personen.

·         Planning/ rolverdeling maken
- Wie maakt de brief en wanneer
- Wanneer geven we de brief mee naar huis?
- Wie zorgt voor de koffie en thee en wanneer moet dit klaarstaan?
- Wie zorgt voor de verzorging van de ruimte en wanneer gebeurt dit?
- Wie verzameld de informatie en maakt de PowerPoint en wanneer is deze gereed?
- Wie zorgt voor een moment van interactie/discussie tijdens deze avond (wanneer en hoe?)
- Wie zorgt er voor een afwisselde werkvorm(rolverdelen)?
- Wie ontvangt de ouders(rolverdelen)?
- Directeur verzorgt welkomstwoord.
- Hand-out voor de ouders maken

·         Ruimte regelen
- Waar vind de ouderavond plaats?
- Wie verzorgt de ruimte (stoelen klaarzetten, PowerPoint klaarzetten etc)

·         Aanwezigheid van voldoende koffie en thee regelen

·         Powerpoint presentatie maken

Tijdens de avond/dag

·         Stoelen klaarzetten, scherm en beamer aansluiten, PowerPoint klaarzetten.

·         Voordat de ouders aanwezig zijn en in de pauze moet er koffie en thee klaarstaan.

·         Aan het begin van de gang staat een leerkracht die de ouders welkom heet en de weg wijst.

·         Welkomstwoord gegeven door de directeur.

·         Presentatie geven.

·         Afsluiting + hand-out uitdelen.







Planning en rolverdeling voorafgaand aan de ouderavond

Wat?
Wie?
Wanneer klaar?
Brief maken
Malou
2 weken voor de ouderavond
Brief meegeven
Alle groepsleerkrachten
1 week voor de ouderavond
Aanwezigheid voldoende koffie en thee regelen (bestellen)
Marianne
Zorgen dat dit 2 dagen van tevoren aanwezig is.
Zorgen voor voldoende ruimte en stoelen (inventarisatie d.m.v. briefjes)
Annemarie
3 dagen van tevoren
Informatie verzamelen en PowerPoint  maken (met afwisselende werkvormen)lenezig is.eravo ouders welkothee klaarstaan
zig zullen zijn op de ouderavond en met hoveel
Melissa (Ib-er)
Nicole
2 weken van tevoren
Voorbereiden interactie/discussie
Eefje
1 week van tevoren
Hand-out maken
Anne D.
1 week van tevoren
Welkomstwoord maken
Saskia (Directeur)
1 dag van tevoren



         Planning en rolverdeling voor de dag/avond

Wat?
Wie?
Wanneer?

Ruimte schoonmaken
schoonmakers
Direct na schooltijd

Stoelen klaarzetten
Anne M. en conciërge
Na het schoonmaken

Beamer en scherm ophangen
Kirsten
Na het schoonmaken

Koffie en thee klaarzetten
Iris en Laura
Half uur van tevoren

Welkomst heten bij de deur
Annemarie
Vanaf het openen van de deur

Welkomstwoord
Saskia (directeur)
Bij aanvang (10 min.)

Deel 1 presentatie (fijne motoriek) (met filmpje)
Eefje
(10 min.)

Testje fijne motoriek
Eefje
(3 min)
Deel 2 presentatie (Grove motoriek) (met filmpje)
Iris
(10 min)
Testje grove motoriek
Iris
(3 min)
Deel 3 presentatie (Zintuigelijke ontwikkeling)
Laura
(10 min)
Testje Zintuigelijke ontwikkeling (pauze vraag)
Laura
Voor en in de pauze (15 min)
 Pauze

(15 min)
Deel 4 presentatie (Lichamelijke ontwikkeling)
Annemarie
(10 min)
Deel 5 presentatie (Seksuele ontwikkeling)
Nicole
(10 min.)
Afsluiting , vragen en hand-out uitdelen
Saskia (directeur)
Uitdelen: Marianne en Kirsten (Bij de deur)
(10 min)







Leiden, 31 mei 2012

Beste ouders/verzorgers,


Aan de hand van deze brief willen wij u van harte uitnodigen voor een informatieve ouderavond over de fysiek- motorische ontwikkeling. De ontwikkeling zal in een doorlopende lijn worden besproken over kinderen van groep 1 t/m 8.

Wij zullen op deze avond de gemiddelde ontwikkelingslijn van basisschool leerlingen met u doornemen op de volgende vijf ontwikkelingsgebieden: de fijne motoriek, de grove motoriek, de zintuigelijke ontwikkeling, de lichamelijke ontwikkeling en de seksuele ontwikkeling.

Het is van belang dat u bij deze avond aanwezig zult zijn aangezien wij ook in zullen gaan op de rol van de ouder en de rol van de school. Ook zullen wij u informeren over hoe u thuis deze ontwikkeling kunt stimuleren. Dit zullen we doen aan de hand van praktische voorbeelden.

Deze avond zal plaatsvinden op donderdag 14 juni 2012.
De deuren zullen geopend zijn vanaf 19.00uur. U bent dan van harte welkom voor een kopje koffie of thee. Om 19.30uur zullen we starten met de informatieavond. Wij verwachten dat deze rond 21.30uur zal eindigen.

Voor onze inventarisatie willen wij u vragen het onderstaande briefje in te vullen en bij de groepsleerkracht van uw (oudste) kind in te leveren

Wij hopen u van harte welkom te mogen heten op deze ouderavond.

Met vriendelijke groet,
Saskia van Dijk

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


Naam leerling:…………………………………………………………………….  Klas:………………………………….

Wij zullen wel/niet* aanwezig zijn op de ouderavond op 14 juni 2012.

We zullen aanwezig zijn met ………. personen.


(* doorstrepen wat niet van toepassing is)

Hand-out ouderavond “de fysiek- motorische ontwikkeling

Kleuterleeftijd:

MOTORIEK

   De kleuterperiode wordt qua lichaamsbouw ook wel de periode van de breedtegroei

                genoemd; het lichaam wordt voller in de breedte, het vult zich.

Typerend kleutergestalte:

                * Hebben verhoudingsgewijs een groot en zwaar hoofd met een duidelijk voorhoofd.

                * Hebben een wipneusje.

                * Hebben een cilindervormige romp met een dik buikje.

                * Hebben korte ledematen.

                * Plompe handjes met korte dikke vingertjes.

                à Aan het einde van de kleutertijd veranderd dit en gaan de kinderen meer in de

                               lengte groeien.

   Kinderen leren hun spierbeheersing van boven naar beneden (van hoofd naar de tenen) en

                van dichtbij naar veraf (dus van schouderspieren naar vingerkootjes).

   Voor het uithoudingsvermogen geldt dat kleuters bij intensieve inspanning snel vermoeid

                zijn, maar ze kunnen zich in korte tijd snel herstellen van die vermoeidheid.

   Bewegen en leren gaan bij kleuters samen, doen en leren zijn één.

Grote motoriek

   Vierjarigen kunnen al veel, maar je zien wel dat het lichaam met veel van die bewegingen                nog helemaal meedoet. Zo rond het vijfde jaar zie je dit afnemen en zie je een
                toenemende coördinatie van bewegingspatronen.

                à Om dit te bevorderen en te kunnen observeren  kun je gebruik maken uit vrije

                               speelsituaties.

Kleine motoriek

   Er is een verschil tussen jongens en meisjes, omdat meisjes over het algemeen al veel  creatiefs doen en dus de kleine motoriek oefenen.

Wat wordt ontwikkelt:

  Voorkeurshand wordt gekozen.
 * De oog-handcoördinatie wordt verfijnder; hoe ouder kleuters worden, hoe meer
 details ze zien en hoe meer ze hun beweging daarnaar toe onder controle hebben.
* De pengreep wordt ontwikkelt. Hierbij zie je vooral twee soorten; de duim-dwarsgreep (met een gebalde vuist), en de pincetgreep (tussen duim en wijsvinger). Vanaf 6 jaar gaat het schrijven steeds soepeler vanuit de pols.

Tekenontwikkeling
Tekenontwikkeling bij het tekenen van een mensfiguur:

1.       Jonge kleuters tot ongeveer vier jaar krassen en krabbelen. Het is motorische expressie.

2.       Er wordt een kopvoeter getekend: een min of meer gelukte cirkel voor het hoofd, met daarbinnen cirkeltjes voor de ogen en de mond, deze zijn soms ook buiten het hoofd getekend. Neus wordt weggelaten. Onder het hoofd staan twee lijnen naar beneden (de benen) en twee opzij (de armen). Deze lijnen zijn even lang.

3.       Er wordt een verlengde kopvoeter getekend. De poppetjes krijgen meer details (haren, neus, lachende of huilende mond, oren, vingers en voeten.) De benen worden langer dan de armen. Daarnaast wordt er nog meer op het blad getekend, bijv. bloemen.

4.       Tussen de vijf en zes jaar verdwijnt de kopvoeter en tekenen kleuters een volledig mensfiguur.


ZINTUIGELIJKE ONTWIKKELING

Visuele waarneming
   Leerlingen gaan steeds meer details zien. Denk bijvoorbeeld aan een puzzel, waarbij je een patroon moet herkennen.
   Het herkennen en benoemen van kleuren en geometrische vormen hoort ook bij de visuele waarneming. Hoe ouder kleuters worden hoe meer hun kennis van passief naar actief
verschuift.
  Oudste kleuters zijn in staat om letters en cijfers te herkennen en deze na te schrijven. Dit
                is een soort eindfase van de visuele waarneming voor deze leeftijdsgroep.

Auditieve waarneming

   Hierbij wordt gekeken in hoeverre kleuters informatie kunnen onthouden en toepassen, en  ten tweede het klankbewustzijn.

SEKSUELE ONTWIKKELING

   Volgens Freud bevindt het kind zich in de zogenaamde fallische fase, de fase waarin het belangstelling krijgt voor het genitaal en sterke verliefdheidsgevoelens voor de ouder van het andere geslacht kunnen krijgen.
Kohlberg:

1.       Kleuters weten al jong (drie jaar) weten dat ze een jongen of meisje zijn; geslachtsidentiteit.

2.       Kleuters van vier tot vijf jaar beseffen dat een jongen een jongen blijft en later een man zal worden en andersom; geslachtsstabiliteit.

3.       Het derde stadium (zes à zeven jaar) is het uiteindelijke besef vastgelegd dat een jongen altijd een jongen blijft, ook al vinden er uiterlijke veranderingen plaats; geslachtsconstantheid.



Seksetypisch gedrag = de jongens spelen met auto’s, de meisjes met poppen. Dit begint al heel jong.

Kinderen van 6-9 jaar

MOTORISCHE ONTWIKKELING

Kleine / fijne motoriek:

6-jarige
7-jarige
8-jarige
9-jarige
Kan eenvoudige schrijfpatronen maken
Kan moeilijkere schrijfpatronen maken
Heeft een voldoende schrijf- en zithouding
Maakt hoofdletters met een regelmatige vorm
Kan veters strikken
Kan letters en woorden los schrijven, er is een aanzet tot aan elkaar schrijven
Schrijft schrijfpatronen, letters en cijfers met een regelmatige vorm, in een regelmatig ritme
Kan goede verbindingen maken van hoofdletters met overige letters
Er is sprake van een voorkeurshand bij verschillende handelingen (gooien, tekenen, haar kammen)
Kan een cirkel uit de losse hand knippen, d.w.z. heeft daar geen getekend voorbeeld bij nodig
Kan verbindingen tussen letters maken
Schrijft geautomatiseerd met kleine regelafstand, zowel in een schrijfschrift als in andere schriftelijke taalgebruiksituaties


Heeft een goede vorming van hoofdletters




Grote / grove  motoriek:

6-jarige
7-jarige
8 / 9-jarige
Evenwicht kunnen bewaren : tien seconden op één been staan, vijf keer hinkelen op een voorkeursbeen
Fijne bewegingspatronen kunnen coördineren:
- over een balk lopen
- touwtje springen
- bal laten stuiteren
    en vangen
Uithoudingsvermogen neemt flink toe, snelle herstelperiode na intensief bewegen
Een stuiterende bal kunnen vangen

Langdurig een beweging kunnen uitvoeren, krachttoename
Een kleine bal kunnen vangen

Bovenhands werpen met een voorkeurshand, goed vangen van grote en kleine bal, met en zonder stuiteren


Steeds verdere beheersing van zwaaien, diepspringen, steunspringen, rollen, duikelen, balanceren, loopspringen, klimmen, sprinten


Ontwikkeling van spelinzicht en regels



 Lichaamsoriëntatie = kennis van eigen lichaam, houdingen en bewegingen.
                * Lichaamsdelen benoemen en aanwijzen bij zichzelf en anderen (uiterlijk en organen).
                * Symmetrische lichaamshoudingen imiteren (spiegelen, plaatje nadoen).
                * Bij oudere kinderen hoef je het alleen maar uit te leggen, niet voor te doen.



Tekenontwikkeling:

                * Kinderen gaat gedetailleerder dingen uitbeelden.
                * Kinderen kunnen scènes tekenen, met grote mate van overeenstemming met de werkelijkheid.
              * Hou ouder ze worden hoe meer kinderen ook met perspectief gaan werken. In
tekenlessen kun je nu ook dit soort technische opdrachten gaan geven.

ZINTUIGELIJKE ONTWIKKELING

Visuele waarneming:
* Steeds gedetailleerder waarnemen en de kennis die ze hierdoor opdoen ook weer
toepassen in hun dagelijks leven.
* Visuele deelvaardigheden om goed te leren lezen en spellen:

                ` Visuele identificatie =  letters of letterpatronen als steeds dezelfde herkennen
(bv. ‘d’ blijft ‘d’ en is niet afwisselend ‘p’ of  ‘b’).

                ` Visuele discriminatie = kleine, maar beslissende verschillen tussen lettervormen (bv. ‘v’ en ‘w’ of ‘ei’ en ‘ie’).

                ` Visuele analyse = een woord uit elkaar halen, in stukjes hakken. (bv. ‘pop’ zijn drie tekens, ‘p’ is de eerste en de laatste letter.)

                ` Visuele synthese = losse lettervormen snel samen voegen tot lettergroepen (bv. s-c-h-r-i-f-t is samen ‘schrift’. Korte clusters van letters snel leren herkennen, in dit geval het cluster s-c-h-r).

Auditieve waarneming:

    * Auditieve deelvaardigheden gericht op het lezen:
` Auditieve identificatie = verschillende klanken horen (bv. ‘eu’ en ‘ui’).
` Auditieve discriminatie = goed onderscheid maken (waar moet je precies naar luisteren?)
` Auditieve analyse = een woord kunnen verdelen of ‘hakken’ in losse klanken
(bv. Welke klanken zitten in het woordje ‘schoen’?)
` Auditieve synthese = klanken of klankgroepen samenvoegen tot één woord.

SEKSUELE ONTWIKKELING         (Freud)

   Latentiefase: de seksuele ontwikkeling is rustig en er komt meer energie vrij voor leren en

                voor het leggen van sociale contacten buien het gezin.

   Sterk bewust van het verschil tussen jongens en meisjes, zonder problemen of schaamte.

   Vrij strikte scheiding: jongens spelen met jongens, meisjes met meisjes.

   Verliefd zijn komt voor. Bij 6 à 7 jarige wordt dit uitgesproken, hierna is het geheim en

                alleen bekend bij vrienden of vriendinnen.



Kinderen van negen tot twaalf jaar.

FYSIEKE ONTWIKKELING  (MEISJE)

Lichamelijke ontwikkeling:

                * Groeispurt begint rond 10e jaar; eerst in lengte, dan in hun gewicht.

                * Primaire geslachtskenmerken: eierstokken, vagina, baarmoeder.

                * Secundaire geslachtskenmerken: borsten (10e jaar), schaamhaar (11e jaar), okselhaar

                               (13e jaar), menstruatie (11e of 12e jaar).

Invloed op het zelfbeeld:

                * Vroegrijpe meisjes hebben vaak een negatief zelfbeeld.

                * Meisjes met een gemiddelde aanvang zijn het meest tevreden over hun uiterlijk.

FYSIEKE ONTWIKKELING  (JONGEN)

Lichamelijke ontwikkeling:

                * Groeispurt pas rond 12e jaar.

                * Primaire geslachtskenmerken: de penis, het scrotum (12e jaar).

                * Secundaire geslachtkenmerken: schaamhaar (12e jaar), oksel- en gezichtshaar en

                               baard in de keel.

Invloed op het zelfbeeld:

                * Positief zelfbeeld

SEKSUELE ONTWIKKELING        

De belangstelling ontwaakt.

   Grote individuele verschillen.

Wanneer het al wel speelt:
                * Gegiechel als het over seksuele onderwerpen gaat.
                * De werkelijke seksualiteit is vrij rustig.
                * Jongens spelen met jongens, meisjes met meisjes.
                               ` Verschil in interesses.
                               ` Meisje + jongen = koppel.
* Jongens zijn nieuwsgierig naar het lichaam van de meisjes.
* Meisjes koesteren romantische ideeën over omgaan met jongen van hun dromen.
* Meisjes en jongens zoeken elkaar op bij lichamelijke spelletjes
à niet voor spel op
zich, maar vanwege sociale factor.





De belangrijkste mijlpalen in de lichamelijke ontwikkeling van schoolkinderen in schema.

 Kinderen van 4-6 jaar
Kinderen van 7-9 jaar
Kinderen van 10-13 jaar
Meer spierkracht, betere balans,
en coördinatie, ook van de
fijnere bewegingen zoals bij
tekenen.

Kind wordt slanker, links- of
rechtshandigheid wordt
duidelijk.

Nieuwsgierig naar het eigen lijf
en dat van anderen.

Groei van spierkracht,
coördinatie en balans zet zich
voort.
 Kan bewust bewegingen
oefenen. Belangstelling voor
sporten.

Kind wil zijn vaardigheden
vergelijken met die van anderen:
wedstrijdjes.

Jongens en meisjes spelen vaak
strikt gescheiden

Veel kracht en goed
uithoudingsvermogen.

Verschillen tussen motorisch
sterkere en zwakkere kinderen
wordt duidelijker.

In de prepuberteit (bij de een
veel vroeger dan bij de ander):
sterke groei, die de coördinatie
kan ontregelen en belangstelling
voor seksualiteit

Veel behoefte aan beweging om
het eigen lichaam te leren
kennen in de nieuwe
verhoudingen na de groeispurt.

Sporten in teamverband past
goed bij de sociale
belangstelling




Tips voor u als ouder om de ontwikkeling van uw kind te stimuleren.

De grove motoriek stimuleren.
De grove motoriek kan je stimuleren door spelletjes te doen waarbij je kind rent en veel beweegt. Door met je kind bijvoorbeeld  te dansen stimuleer je ook de grove motoriek, evenals spelletjes waarbij je kind moet springen. Ga met je kind naar de speeltuin, ga samen voetballen, fietsen, steppen, etc. Zo lang je maar veel en in verschillende vormen beweegt.

De fijne motoriek
Om de fijne motoriek te stimuleren, moet je jouw kind met veel verschillende materialen laten spelen. Materialen zoals zand, water, modder en scheerschuim zijn leuke materialen om mee te spelen.
Ook spelletjes zoals met blokken bouwen, kleien, tekenen, (vinger)verven en puzzelen zijn goed voor de fijne motoriek.


  • Zorg voor uitdagende materialen waarmee zowel de fijne als de grove motoriek gestimuleerd wordt en leg ze (waar mogelijk) op een plek waar kinderen bij kunnen.
  • Geef kinderen tijd en ruimte (letterlijk en figuurlijk) om met materialen aan de slag te gaan en te ontdekken / ermee te oefenen. Stel je beschikbaar om kinderen te helpen, zonder te snel in te grijpen.
  • Zorg voor een veilige omgeving. De motorische ontwikkeling gaat met vallen en opstaan. Dat hoort erbij. Laat kinderen weten dat je in de buurt bent om eventueel te helpen, maar laat kinderen zelf om de hulp vragen.
  • Maak afspraken met kinderen over (het gebruik van) de ruimte. Kinderen willen en moeten nu eenmaal vrij kunnen rennen, springen en dergelijke, maar ze moeten zich er ook van bewust zijn dat ze niet alleen zijn.

Informatie voor de presentatie (voor de leerkrachten):

Kleuters

MOTORIEK

   De kleuterperiode wordt qua lichaamsbouw ook wel de periode van de breedtegroei

                genoemd; het lichaam wordt voller in de breedte, het vult zich.

Typerend kleutergestalte:

                * Hebben verhoudingsgewijs een groot en zwaar hoofd met een duidelijk voorhoofd.

                * Hebben een wipneusje.

                * Hebben een cilindervormige romp met een dik buikje.

                * Hebben korte ledematen.

                * Plompe handjes met korte dikke vingertjes.

                à Aan het einde van de kleutertijd veranderd dit en gaan de kinderen meer in de

                               lengte groeien.

   Kinderen leren hun spierbeheersing van boven naar beneden (van hoofd naar de tenen) en

                van dichtbij naar veraf (dus van schouderspieren naar vingerkootjes).

   Voor het uithoudingsvermogen geldt dat kleuters bij intensieve inspanning snel vermoeid

                zijn, maar ze kunnen zich in korte tijd snel herstellen van die vermoeidheid.

   Bewegen en leren gaan bij kleuters samen, doen en leren zijn één.

Grote motoriek

   Vierjarigen kunnen al veel, maar je zien wel dat het lichaam met veel van die bewegingen                nog helemaal meedoet. Zo rond het vijfde jaar zie je dit afnemen en zie je een
                toenemende coördinatie van bewegingspatronen.

                à Om dit te bevorderen en te kunnen observeren  kun je gebruik maken uit vrije

                               speelsituaties.

Kleine motoriek

   Er is een verschil tussen jongens en meisjes, omdat meisjes over het algemeen al veel

                creatiefs doen en dus de kleine motoriek oefenen.



Wat wordt ontwikkelt:

                * Voorkeurshand wordt gekozen.
                * De oog-handcoördinatie wordt verfijnder; hoe ouder kleuters worden, hoe meer

                               details ze zien en hoe meer ze hun beweging daarnaar toe onder controle

                               hebben.

                * De pengreep wordt ontwikkelt. Hierbij zie je vooral twee soorten; de duim-

                               dwarsgreep (met een gebalde vuist), en de pincetgreep (tussen duim en
                               wijsvinger). Vanaf 6 jaar gaat het schrijven steeds soepeler vanuit de pols.

Tekenontwikkeling

Tekenontwikkeling bij het tekenen van een mensfiguur:

5.       Jonge kleuters tot ongeveer vier jaar krassen en krabbelen. Het is motorische expressie.

6.       Er wordt een kopvoeter getekend: een min of meer gelukte cirkel voor het hoofd, met daarbinnen cirkeltjes voor de ogen en de mond, deze zijn soms ook buiten het hoofd getekend. Neus wordt weggelaten. Onder het hoofd staan twee lijnen naar beneden (de benen) en twee opzij (de armen). Deze lijnen zijn even lang.

7.       Er wordt een verlengde kopvoeter getekend. De poppetjes krijgen meer details (haren, neus, lachende of huilende mond, oren, vingers en voeten.) De benen worden langer dan de armen. Daarnaast wordt er nog meer op het blad getekend, bijv. bloemen.

8.       Tussen de vijf en zes jaar verdwijnt de kopvoeter en tekenen kleuters een volledig mensfiguur.



ZINTUIGELIJKE ONTWIKKELING

Visuele waarneming

   Leerlingen gaan steeds meer details zien. Denk bijvoorbeeld aan een puzzel, waarbij je een

                patroon moet herkennen.
   Het herkennen en benoemen van kleuren en geometrische vormen hoort ook bij de visuele

                waarneming. Hoe ouder kleuters worden hoe meer hun kennis van passief naar actief
                verschuift.
  Oudste kleuters zijn in staat om letters en cijfers te herkennen en deze na te schrijven. Dit
                is een soort eindfase van de visuele waarneming voor deze leeftijdsgroep.



Auditieve waarneming

   Hierbij wordt gekeken in hoeverre kleuters informatie kunnen onthouden en toepassen, en

                ten tweede het klankbewustzijn.



SEKSUELE ONTWIKKELING

   Volgens Freud bevindt het kind zich in de zogenaamde fallische fase, de fase waarin het

                belangstelling krijgt voor het genitaal en sterke verliefdheidsgevoelens voor de ouder

                van het andere geslacht kunnen krijgen.


Kohlberg:

1.       Kleuters weten al jong (drie jaar) weten dat ze een jongen of meisje zijn; geslachtsidentiteit.

2.       Kleuters van vier tot vijf jaar beseffen dat een jongen een jongen blijft en later een man zal worden en andersom; geslachtsstabiliteit.

3.       Het derde stadium (zes à zeven jaar) is het uiteindelijke besef vastgelegd dat een jongen altijd een jongen blijft, ook al vinden er uiterlijke veranderingen plaats; geslachtsconstantheid.



Seksetypisch gedrag = de jongens spelen met auto’s, de meisjes met poppen. Dit begint al

                heel jong.

3.2 Kinderen van zes tot negen jaar.

MOTORISCHE ONTWIKKELING

Kleine / fijne motoriek:

6-jarige
7-jarige
8-jarige
9-jarige
 eenvoudige schrijfpatronen maken
Kan moeilijkere schrijfpatronen maken
Heeft een voldoende schrijf- en zithouding
Maakt hoofdletters met een regelmatige vorm
Kan veters strikken
Kan letters en woorden los schrijven, er is een aanzet tot aan elkaar schrijven
Schrijft schrijfpatronen, letters en cijfers met een regelmatige vorm, in een regelmatig ritme
Kan goede verbindingen maken van hoofdletters met overige letters
Er is sprake van een voorkeurshand bij verschillende handelingen (gooien, tekenen, haar kammen)
Kan een cirkel uit de losse hand knippen, d.w.z. heeft daar geen getekend voorbeeld bij nodig
Kan verbindingen tussen letters maken
Schrijft geautomatiseerd met kleine regelafstand, zowel in een schrijfschrift als in andere schriftelijke taalgebruiksituaties


Heeft een goede vorming van hoofdletters




Grote / grove  motoriek:

6-jarige
7-jarige
8 / 9-jarige
Evenwicht kunnen bewaren : tien seconden op één been staan, vijf keer hinkelen op een voorkeursbeen
Fijne bewegingspatronen kunnen coördineren:
- over een balk lopen
- touwtje springen
- bal laten stuiteren
    en vangen
Uithoudingsvermogen neemt flink toe, snelle herstelperiode na intensief bewegen
Een stuiterende bal kunnen vangen

Langdurig een beweging kunnen uitvoeren, krachttoename
Een kleine bal kunnen vangen

Bovenhands werpen met een voorkeurshand, goed vangen van grote en kleine bal, met en zonder stuiteren


Steeds verdere beheersing van zwaaien, diepspringen, steunspringen, rollen, duikelen, balanceren, loopspringen, klimmen, sprinten


Ontwikkeling van spelinzicht en regels



Lichaamsoriëntatie = kennis van eigen lichaam, houdingen en bewegingen.

                * Lichaamsdelen benoemen en aanwijzen bij zichzelf en anderen (uiterlijk en organen).

                * Symmetrische lichaamshoudingen imiteren (spiegelen, plaatje nadoen).

                * Bij oudere kinderen hoef je het alleen maar uit te leggen, niet voor te doen.

Tekenontwikkeling:

                * Kinderen gaat gedetailleerder dingen uitbeelden.

                * Kinderen kunnen scènes tekenen, met grote mate van overeenstemming met de

                               werkelijkheid.

                * Hou ouder ze worden hoe meer kinderen ook met perspectief gaan werken. In

                               tekenlessen kun je nu ook dit soort technische opdrachten gaan geven.

ZINTUIGELIJKE ONTWIKKELING
Visuele waarneming:

                * Steeds gedetailleerder waarnemen en de kennis die ze hierdoor opdoen ook weer

                               toepassen in hun dagelijks leven.

                * Visuele deelvaardigheden om goed te leren lezen en spellen:

                                ` Visuele identificatie =  letters of letterpatronen als steeds dezelfde herkennen

                                               (bv. ‘d’ blijft ‘d’ en is niet afwisselend ‘p’ of  ‘b’).

                               ` Visuele discriminatie = kleine, maar beslissende verschillen tussen

                                               lettervormen (bv. ‘v’ en ‘w’ of ‘ei’ en ‘ie’).

                               ` Visuele analyse = een woord uit elkaar halen, in stukjes hakken. (bv. ‘pop’

                                               zijn drie tekens, ‘p’ is de eerste en de laatste letter.)

                               ` Visuele synthese = losse lettervormen snel samen voegen tot lettergroepen

                                               (bv. s-c-h-r-i-f-t is samen ‘schrift’. Korte clusters van letters snel leren

                                               herkennen, in dit geval het cluster s-c-h-r).

Auditieve waarneming:

                * Auditieve deelvaardigheden gericht op het lezen:

                               ` Auditieve identificatie = verschillende klanken horen (bv. ‘eu’ en ‘ui’).

                               ` Auditieve discriminatie = goed onderscheid maken (waar moet je precies naar

                                               luisteren?)

                               ` Auditieve analyse = een woord kunnen verdelen of ‘hakken’ in losse klanken

                                               (bv. Welke klanken zitten in het woordje ‘schoen’?)

                               ` Auditieve synthese = klanken of klankgroepen samenvoegen tot één woord.

SEKSUELE ONTWIKKELING         (Freud)

   Latentiefase: de seksuele ontwikkeling is rustig en er komt meer energie vrij voor leren en

                voor het leggen van sociale contacten buien het gezin.

   Sterk bewust van het verschil tussen jongens en meisjes, zonder problemen of schaamte.

   Vrij strikte scheiding: jongens spelen met jongens, meisjes met meisjes.

   Verliefd zijn komt voor. Bij 6 à 7 jarige wordt dit uitgesproken, hierna is het geheim en

                alleen bekend bij vrienden of vriendinnen.

3.3 Kinderen van negen tot twaalf jaar.

FYSIEKE ONTWIKKELING  (MEISJE)

Lichamelijke ontwikkeling:

                * Groeispurt begint rond 10e jaar; eerst in lengte, dan in hun gewicht.

                * Primaire geslachtskenmerken: eierstokken, vagina, baarmoeder.

                * Secundaire geslachtskenmerken: borsten (10e jaar), schaamhaar (11e jaar), okselhaar

                               (13e jaar), menstruatie (11e of 12e jaar).



Invloed op het zelfbeeld:

                * Vroegrijpe meisjes hebben vaak een negatief zelfbeeld.

                * Meisjes met een gemiddelde aanvang zijn het meest tevreden over hun uiterlijk.



FYSIEKE ONTWIKKELING  (JONGEN)

Lichamelijke ontwikkeling:

                * Groeispurt pas rond 12e jaar.

                * Primaire geslachtskenmerken: de penis, het scrotum (12e jaar).

                * Secundaire geslachtkenmerken: schaamhaar (12e jaar), oksel- en gezichtshaar en

                               baard in de keel.



Invloed op het zelfbeeld:

                * Positief zelfbeeld



SEKSUELE ONTWIKKELING         (Freud)

De belangstelling ontwaakt.

   Grote individuele verschillen.

Wanneer het al wel speelt:

                * Gegiechel als het over seksuele onderwerpen gaat.

                * De werkelijke seksualiteit is vrij rustig.

                * Jongens spelen met jongens, meisjes met meisjes.

                               ` Verschil in interesses.

                               ` Meisje + jongen = koppel.

                * Jongens zijn nieuwsgierig naar het lichaam van de meisjes.

                * Meisjes koesteren romantische ideeën over omgaan met jongen van hun dromen.

                * Meisjes en jongens zoeken elkaar op bij lichamelijke spelletjes à niet voor spel op

                               zich, maar vanwege sociale factor.

MOTORISCHE ONTWIKKELING

   In de leeftijd van 9 tot 12 jaar zijn enorme verschillen.

   Verfijnen van motorische vaardigheden

Normale ontwikkeling:

                * Goed uithoudingsvermogen

                * Spieren sterker en langer

                * Door oefening nieuwe vaardigheden snel onder de knie.

   Scheiding tussen vaardigheid duidelijker.

                Dit zien de kinderen ook zelf, wat zorgt voor deling populair/niet.

Morele ontwikkeling van Kohlberg  (2.4.8)

Kohlberg ontwierp een zeer gedetailleerde fasentheorie die na nieuwe onderzoeken weer werd

bijgesteld.

Die ontwikkeling à een aangeboren gevoel van rechtvaardigheid.

3 stadia:

* Preconventioneel stadium: Wat is goed en wat is slecht à straffen en belonen.

De principes in dit stadium zijn: gehoorzaamheid en naïef egoïsme( er zelf voordeel van hebben)

* Conventioneel stadium: Het kind begint te beseffen dat wat beantwoord aan het

gezin/de klas, ongeacht de norm, goed is. Het kind volgt alle instructies op.

De principes in dit stadium zijn: oriëntaties op het beeld van het ‘fatsoenlijke’ kind(het de ouders naar de zin maken) en gezaghebbende oriëntaties(plichtsbesef m.b.t. gezag en handhaving).

* Postconventioneel stadium: De eigen verantwoordelijkheid krijgt gestalte à gebeurt

                los van wat de autoriteiten daarvan vinden.

→ De principes in dit stadium zijn: Contractueel legalisme(het gevoel van rechtvaardigheid is

                belangrijk) en de ‘algemene gewetensprincipes’(de morele principes).

   Kinderen doorlopen deze stadia in verschillend tempo, niet iedereen haalt het hoogste

                niveau.

   Er blijven 2 begrippen kenmerkend: intentie en conventie.

Intentie = Kinderen letten op de bedoeling van het gedrag.

Conventie = Kinderen letten op hoe het gedrag hoort.

   Je kunt de morele ontwikkeling stimuleren door het kind in aanmerking te brengen met

                morele kwesties die boven zijn huidige denkniveau liggen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten