Ik heb een aantal vragen gesteld aan mijn stageschool met betrekking tot ouderavonden.
De momenten waarop zij een ouderavond organiseren:
* In het begin van het schooljaar
* Na elk rapport, Dit zijn in totaal 3 momenten
* In oktober zijn er workshops
De inhouden van de ouderavonden:
* Begin van het schooljaar gaat over de verwachting van de ouders
* De gesprekken na elk rapport gaat over de voortgang van de leerlingen
* De workshops in oktober gaan over waar ze op de basisschool mee bezig zijn
Organisatie ouderavonden:
* Alle bovengenoemde ouderavonden worden allemaal door de leerkrachten zelf georganiseerd en voorbereid.
Opdracht A + C:
Draaiboek Ouderavond ‘Fysiek- Motorische ontwikkeling (ontwikkeling
in beeld)’
Organisatie
Wat moet er gedaan worden?
Vooraf
Wat moet er voorafgaand aan de ouderavond gebeuren?
Wat moet er voorafgaand aan de ouderavond gebeuren?
·
Brief meegeven aan de ouders
Een
week van tevoren wordt er een brief meegegeven aan de leerlingen. In deze brief
informeren we de ouders over: het tijdstip van de ouderavond, de plaats, korte
informatie over de inhoud en waarom deze avond ook voor hun kind van belang is.
Ook zit er een strookje aan de brief waarop de ouders kunnen aangeven of ze aanwezig zullen zijn op de ouderavond en met hoeveel personen.
Ook zit er een strookje aan de brief waarop de ouders kunnen aangeven of ze aanwezig zullen zijn op de ouderavond en met hoeveel personen.
·
Planning/ rolverdeling maken
- Wie maakt de brief en wanneer
- Wanneer geven we de brief mee naar huis?
- Wie zorgt voor de koffie en thee en wanneer moet dit klaarstaan?
- Wie zorgt voor de verzorging van de ruimte en wanneer gebeurt dit?
- Wie verzameld de informatie en maakt de PowerPoint en wanneer is deze gereed?
- Wie zorgt voor een moment van interactie/discussie tijdens deze avond (wanneer en hoe?)
- Wie zorgt er voor een afwisselde werkvorm(rolverdelen)?
- Wie ontvangt de ouders(rolverdelen)?
- Directeur verzorgt welkomstwoord.
- Hand-out voor de ouders maken
- Wie maakt de brief en wanneer
- Wanneer geven we de brief mee naar huis?
- Wie zorgt voor de koffie en thee en wanneer moet dit klaarstaan?
- Wie zorgt voor de verzorging van de ruimte en wanneer gebeurt dit?
- Wie verzameld de informatie en maakt de PowerPoint en wanneer is deze gereed?
- Wie zorgt voor een moment van interactie/discussie tijdens deze avond (wanneer en hoe?)
- Wie zorgt er voor een afwisselde werkvorm(rolverdelen)?
- Wie ontvangt de ouders(rolverdelen)?
- Directeur verzorgt welkomstwoord.
- Hand-out voor de ouders maken
·
Ruimte regelen
- Waar vind de ouderavond plaats?
- Wie verzorgt de ruimte (stoelen klaarzetten, PowerPoint klaarzetten etc)
- Waar vind de ouderavond plaats?
- Wie verzorgt de ruimte (stoelen klaarzetten, PowerPoint klaarzetten etc)
·
Aanwezigheid van voldoende koffie en thee
regelen
·
Powerpoint presentatie maken
Tijdens de avond/dag
·
Stoelen klaarzetten, scherm en beamer
aansluiten, PowerPoint klaarzetten.
·
Voordat de ouders aanwezig zijn en in de pauze
moet er koffie en thee klaarstaan.
·
Aan het begin van de gang staat een leerkracht
die de ouders welkom heet en de weg wijst.
·
Welkomstwoord gegeven door de directeur.
·
Presentatie geven.
·
Afsluiting + hand-out uitdelen.
Planning en rolverdeling voorafgaand aan de ouderavond
Wat?
|
Wie?
|
Wanneer klaar?
|
Brief maken
|
Malou
|
2 weken voor de ouderavond
|
Brief meegeven
|
Alle groepsleerkrachten
|
1 week voor de ouderavond
|
Aanwezigheid voldoende koffie en thee regelen (bestellen)
|
Marianne
|
Zorgen dat dit 2 dagen van tevoren aanwezig is.
|
Zorgen voor voldoende ruimte en stoelen (inventarisatie d.m.v.
briefjes)
|
Annemarie
|
3 dagen van tevoren
|
Informatie verzamelen en PowerPoint maken (met afwisselende werkvormen)
|
Melissa (Ib-er)
Nicole |
2 weken van tevoren
|
Voorbereiden interactie/discussie
|
Eefje
|
1 week van tevoren
|
Hand-out maken
|
Anne D.
|
1 week van tevoren
|
Welkomstwoord maken
|
Saskia (Directeur)
|
1 dag van tevoren
|
Planning en rolverdeling voor de
dag/avond
Wat?
|
Wie?
|
Wanneer?
|
|
Ruimte schoonmaken
|
schoonmakers
|
Direct na schooltijd
|
|
Stoelen klaarzetten
|
Anne M. en conciërge
|
Na het schoonmaken
|
|
Beamer en scherm ophangen
|
Kirsten
|
Na het schoonmaken
|
|
Koffie en thee klaarzetten
|
Iris en Laura
|
Half uur van tevoren
|
|
Welkomst heten bij de deur
|
Annemarie
|
Vanaf het openen van de deur
|
|
Welkomstwoord
|
Saskia (directeur)
|
Bij aanvang (10 min.)
|
|
Deel 1 presentatie (fijne motoriek) (met filmpje)
|
Eefje
|
(10 min.)
|
|
Testje fijne motoriek
|
Eefje
|
(3 min)
|
|
Deel 2 presentatie (Grove motoriek) (met filmpje)
|
Iris
|
(10 min)
|
|
Testje grove motoriek
|
Iris
|
(3 min)
|
|
Deel 3 presentatie (Zintuigelijke ontwikkeling)
|
Laura
|
(10 min)
|
|
Testje Zintuigelijke ontwikkeling (pauze vraag)
|
Laura
|
Voor en in de pauze (15 min)
|
|
Pauze
|
|
(15 min)
|
|
Deel 4 presentatie (Lichamelijke ontwikkeling)
|
Annemarie
|
(10 min)
|
|
Deel 5 presentatie (Seksuele ontwikkeling)
|
Nicole
|
(10 min.)
|
|
Afsluiting , vragen en hand-out uitdelen
|
Saskia (directeur)
Uitdelen: Marianne en Kirsten (Bij de deur)
|
(10 min)
|
Beste
ouders/verzorgers,
Aan de hand van deze brief willen wij u van harte uitnodigen voor een informatieve ouderavond over de fysiek- motorische ontwikkeling. De ontwikkeling zal in een doorlopende lijn worden besproken over kinderen van groep 1 t/m 8.
Wij zullen
op deze avond de gemiddelde ontwikkelingslijn van basisschool leerlingen met u
doornemen op de volgende vijf ontwikkelingsgebieden: de fijne motoriek, de
grove motoriek, de zintuigelijke ontwikkeling, de lichamelijke ontwikkeling en
de seksuele ontwikkeling.
Het is van
belang dat u bij deze avond aanwezig zult zijn aangezien wij ook in zullen gaan
op de rol van de ouder en de rol van de school. Ook zullen wij u informeren
over hoe u thuis deze ontwikkeling kunt stimuleren. Dit zullen we doen aan de
hand van praktische voorbeelden.
Deze avond
zal plaatsvinden op donderdag 14 juni
2012.
De deuren zullen geopend zijn vanaf 19.00uur. U bent dan van harte welkom voor een kopje koffie of thee. Om 19.30uur zullen we starten met de informatieavond. Wij verwachten dat deze rond 21.30uur zal eindigen.
De deuren zullen geopend zijn vanaf 19.00uur. U bent dan van harte welkom voor een kopje koffie of thee. Om 19.30uur zullen we starten met de informatieavond. Wij verwachten dat deze rond 21.30uur zal eindigen.
Voor onze
inventarisatie willen wij u vragen het onderstaande briefje in te vullen en bij
de groepsleerkracht van uw (oudste) kind in te leveren
Wij hopen u van harte welkom te mogen heten op deze ouderavond.
Met vriendelijke groet,
Saskia van Dijk
Wij hopen u van harte welkom te mogen heten op deze ouderavond.
Met vriendelijke groet,
Saskia van Dijk
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Naam leerling:……………………………………………………………………. Klas:………………………………….
Wij zullen wel/niet* aanwezig zijn op de ouderavond op 14 juni 2012.
We zullen aanwezig zijn met ………. personen.
(*
doorstrepen wat niet van toepassing is)
Hand-out ouderavond “de
fysiek- motorische ontwikkeling
Kleuterleeftijd:
MOTORIEK
◦
De kleuterperiode wordt qua lichaamsbouw ook wel de periode van de
breedtegroei
genoemd;
het lichaam wordt voller in de breedte, het vult zich.
Typerend kleutergestalte:
*
Hebben verhoudingsgewijs een groot en zwaar hoofd met een duidelijk voorhoofd.
*
Hebben een wipneusje.
*
Hebben een cilindervormige romp met een dik buikje.
*
Hebben korte ledematen.
*
Plompe handjes met korte dikke vingertjes.
à Aan het einde van de kleutertijd
veranderd dit en gaan de kinderen meer in de
lengte
groeien.
◦
Kinderen leren hun spierbeheersing van boven naar beneden (van hoofd
naar de tenen) en
van
dichtbij naar veraf (dus van schouderspieren naar vingerkootjes).
◦
Voor het uithoudingsvermogen geldt dat kleuters bij intensieve
inspanning snel vermoeid
zijn,
maar ze kunnen zich in korte tijd snel herstellen van die vermoeidheid.
◦
Bewegen en leren gaan bij kleuters samen, doen en leren zijn één.
Grote motoriek
◦ Vierjarigen kunnen al veel, maar je zien wel
dat het lichaam met veel van die bewegingen nog
helemaal meedoet. Zo rond het vijfde jaar zie je dit afnemen en zie je een
toenemende coördinatie van bewegingspatronen.
toenemende coördinatie van bewegingspatronen.
à Om dit te bevorderen
en te kunnen observeren kun je gebruik
maken uit vrije
speelsituaties.
Kleine motoriek
◦ Er is een verschil tussen jongens en
meisjes, omdat meisjes over het algemeen al veel creatiefs doen en dus de kleine motoriek
oefenen.
Wat wordt ontwikkelt:
Voorkeurshand wordt gekozen.
* De oog-handcoördinatie wordt verfijnder; hoe ouder kleuters worden, hoe meer details ze zien en hoe meer ze hun beweging daarnaar toe onder controle hebben.
* De oog-handcoördinatie wordt verfijnder; hoe ouder kleuters worden, hoe meer details ze zien en hoe meer ze hun beweging daarnaar toe onder controle hebben.
*
De pengreep wordt ontwikkelt. Hierbij zie je vooral twee soorten; de
duim-dwarsgreep (met een gebalde vuist), en de pincetgreep (tussen duim en
wijsvinger). Vanaf 6 jaar gaat het schrijven steeds soepeler vanuit de pols.
Tekenontwikkeling
Tekenontwikkeling bij het tekenen van een mensfiguur:
Tekenontwikkeling bij het tekenen van een mensfiguur:
1.
Jonge kleuters tot ongeveer vier jaar krassen en
krabbelen. Het is motorische expressie.
2.
Er wordt een kopvoeter getekend: een min of meer
gelukte cirkel voor het hoofd, met daarbinnen cirkeltjes voor de ogen en de
mond, deze zijn soms ook buiten het hoofd getekend. Neus wordt weggelaten.
Onder het hoofd staan twee lijnen naar beneden (de benen) en twee opzij (de
armen). Deze lijnen zijn even lang.
3.
Er wordt een verlengde kopvoeter getekend. De
poppetjes krijgen meer details (haren, neus, lachende of huilende mond, oren,
vingers en voeten.) De benen worden langer dan de armen. Daarnaast wordt er nog
meer op het blad getekend, bijv. bloemen.
4.
Tussen de vijf en zes jaar verdwijnt de
kopvoeter en tekenen kleuters een volledig mensfiguur.
ZINTUIGELIJKE ONTWIKKELING
Visuele waarneming
◦ Leerlingen gaan steeds meer details zien. Denk bijvoorbeeld aan een puzzel, waarbij je een patroon moet herkennen.
◦ Het herkennen en benoemen van kleuren en geometrische vormen hoort ook bij de visuele waarneming. Hoe ouder kleuters worden hoe meer hun kennis van passief naar actief
verschuift.
◦ Oudste kleuters zijn in staat om letters en cijfers te herkennen en deze na te schrijven. Dit
is een soort eindfase van de visuele waarneming voor deze leeftijdsgroep.
◦ Leerlingen gaan steeds meer details zien. Denk bijvoorbeeld aan een puzzel, waarbij je een patroon moet herkennen.
◦ Het herkennen en benoemen van kleuren en geometrische vormen hoort ook bij de visuele waarneming. Hoe ouder kleuters worden hoe meer hun kennis van passief naar actief
verschuift.
◦ Oudste kleuters zijn in staat om letters en cijfers te herkennen en deze na te schrijven. Dit
is een soort eindfase van de visuele waarneming voor deze leeftijdsgroep.
Auditieve waarneming
◦ Hierbij wordt gekeken in hoeverre kleuters
informatie kunnen onthouden en toepassen, en
ten tweede het klankbewustzijn.
SEKSUELE ONTWIKKELING
◦ Volgens Freud bevindt het kind zich in de
zogenaamde fallische fase, de fase waarin het belangstelling krijgt voor het
genitaal en sterke verliefdheidsgevoelens voor de ouder van het andere geslacht
kunnen krijgen.
Kohlberg:
Kohlberg:
1.
Kleuters weten al jong (drie jaar) weten dat ze
een jongen of meisje zijn; geslachtsidentiteit.
2.
Kleuters van vier tot vijf jaar beseffen dat een
jongen een jongen blijft en later een man zal worden en andersom;
geslachtsstabiliteit.
3.
Het derde stadium (zes à zeven jaar) is het
uiteindelijke besef vastgelegd dat een jongen altijd een jongen blijft, ook al
vinden er uiterlijke veranderingen plaats; geslachtsconstantheid.
Seksetypisch gedrag = de jongens spelen met auto’s, de
meisjes met poppen. Dit begint al heel jong.
Kinderen
van 6-9 jaar
MOTORISCHE
ONTWIKKELING
Kleine / fijne motoriek:
6-jarige
|
7-jarige
|
8-jarige
|
9-jarige
|
Kan eenvoudige schrijfpatronen maken
|
Kan moeilijkere schrijfpatronen maken
|
Heeft een voldoende schrijf- en
zithouding
|
Maakt hoofdletters met een regelmatige
vorm
|
Kan veters strikken
|
Kan letters en woorden los schrijven,
er is een aanzet tot aan elkaar schrijven
|
Schrijft schrijfpatronen, letters en
cijfers met een regelmatige vorm, in een regelmatig ritme
|
Kan goede verbindingen maken van
hoofdletters met overige letters
|
Er is sprake van een voorkeurshand bij
verschillende handelingen (gooien, tekenen, haar kammen)
|
Kan een cirkel uit de losse hand
knippen, d.w.z. heeft daar geen getekend voorbeeld bij nodig
|
Kan verbindingen tussen letters maken
|
Schrijft geautomatiseerd met kleine
regelafstand, zowel in een schrijfschrift als in andere schriftelijke
taalgebruiksituaties
|
|
|
Heeft een goede vorming van
hoofdletters
|
|
Grote /
grove motoriek:
6-jarige
|
7-jarige
|
8 / 9-jarige
|
Evenwicht kunnen bewaren : tien
seconden op één been staan, vijf keer hinkelen op een voorkeursbeen
|
Fijne bewegingspatronen kunnen
coördineren:
- over een balk lopen
- touwtje springen
- bal laten stuiteren
en vangen
|
Uithoudingsvermogen neemt flink toe,
snelle herstelperiode na intensief bewegen
|
Een stuiterende bal kunnen vangen
|
|
Langdurig een beweging kunnen
uitvoeren, krachttoename
|
Een kleine bal kunnen vangen
|
|
Bovenhands werpen met een
voorkeurshand, goed vangen van grote en kleine bal, met en zonder stuiteren
|
|
|
Steeds verdere beheersing van zwaaien,
diepspringen, steunspringen, rollen, duikelen, balanceren, loopspringen,
klimmen, sprinten
|
|
|
Ontwikkeling van spelinzicht en regels
|
Lichaamsoriëntatie = kennis van
eigen lichaam, houdingen en bewegingen.
* Lichaamsdelen benoemen en aanwijzen bij zichzelf en anderen (uiterlijk en organen).
* Symmetrische lichaamshoudingen imiteren (spiegelen, plaatje nadoen).
* Bij oudere kinderen hoef je het alleen maar uit te leggen, niet voor te doen.
* Lichaamsdelen benoemen en aanwijzen bij zichzelf en anderen (uiterlijk en organen).
* Symmetrische lichaamshoudingen imiteren (spiegelen, plaatje nadoen).
* Bij oudere kinderen hoef je het alleen maar uit te leggen, niet voor te doen.
Tekenontwikkeling:
*
Kinderen gaat gedetailleerder dingen uitbeelden.
* Kinderen kunnen scènes tekenen, met grote mate van overeenstemming met de werkelijkheid.
* Hou ouder ze worden hoe meer kinderen ook met perspectief gaan werken. In
tekenlessen kun je nu ook dit soort technische opdrachten gaan geven.
* Kinderen kunnen scènes tekenen, met grote mate van overeenstemming met de werkelijkheid.
* Hou ouder ze worden hoe meer kinderen ook met perspectief gaan werken. In
tekenlessen kun je nu ook dit soort technische opdrachten gaan geven.
ZINTUIGELIJKE
ONTWIKKELING
Visuele waarneming:
* Steeds gedetailleerder waarnemen en de kennis die ze hierdoor opdoen ook weer
toepassen in hun dagelijks leven.
* Visuele deelvaardigheden om goed te leren lezen en spellen:
* Steeds gedetailleerder waarnemen en de kennis die ze hierdoor opdoen ook weer
toepassen in hun dagelijks leven.
* Visuele deelvaardigheden om goed te leren lezen en spellen:
`
Visuele identificatie = letters of
letterpatronen als steeds dezelfde herkennen
(bv. ‘d’ blijft ‘d’ en is niet afwisselend ‘p’ of ‘b’).
(bv. ‘d’ blijft ‘d’ en is niet afwisselend ‘p’ of ‘b’).
`
Visuele discriminatie = kleine, maar beslissende verschillen tussen lettervormen
(bv. ‘v’ en ‘w’ of ‘ei’ en ‘ie’).
`
Visuele analyse = een woord uit elkaar halen, in stukjes hakken. (bv. ‘pop’
zijn drie tekens, ‘p’ is de eerste en de laatste letter.)
`
Visuele synthese = losse lettervormen snel samen voegen tot lettergroepen (bv. s-c-h-r-i-f-t
is samen ‘schrift’. Korte clusters van letters snel leren herkennen, in dit
geval het cluster s-c-h-r).
Auditieve waarneming:
* Auditieve
deelvaardigheden gericht op het lezen:
` Auditieve identificatie = verschillende klanken horen (bv. ‘eu’ en ‘ui’).
` Auditieve discriminatie = goed onderscheid maken (waar moet je precies naar luisteren?)
` Auditieve analyse = een woord kunnen verdelen of ‘hakken’ in losse klanken
(bv. Welke klanken zitten in het woordje ‘schoen’?)
` Auditieve synthese = klanken of klankgroepen samenvoegen tot één woord.
` Auditieve identificatie = verschillende klanken horen (bv. ‘eu’ en ‘ui’).
` Auditieve discriminatie = goed onderscheid maken (waar moet je precies naar luisteren?)
` Auditieve analyse = een woord kunnen verdelen of ‘hakken’ in losse klanken
(bv. Welke klanken zitten in het woordje ‘schoen’?)
` Auditieve synthese = klanken of klankgroepen samenvoegen tot één woord.
SEKSUELE ONTWIKKELING (Freud)
◦ Latentiefase: de seksuele ontwikkeling is
rustig en er komt meer energie vrij voor leren en
voor
het leggen van sociale contacten buien het gezin.
◦ Sterk bewust van het verschil tussen jongens
en meisjes, zonder problemen of schaamte.
◦ Vrij strikte scheiding: jongens spelen met
jongens, meisjes met meisjes.
◦ Verliefd zijn komt voor. Bij 6 à 7 jarige
wordt dit uitgesproken, hierna is het geheim en
alleen
bekend bij vrienden of vriendinnen.
Kinderen
van negen tot twaalf jaar.
FYSIEKE ONTWIKKELING (MEISJE)
Lichamelijke ontwikkeling:
*
Groeispurt begint rond 10e jaar; eerst in lengte, dan in hun
gewicht.
*
Primaire geslachtskenmerken: eierstokken, vagina, baarmoeder.
*
Secundaire geslachtskenmerken: borsten (10e jaar), schaamhaar (11e
jaar), okselhaar
(13e
jaar), menstruatie (11e of 12e jaar).
Invloed op het zelfbeeld:
*
Vroegrijpe meisjes hebben vaak een negatief zelfbeeld.
*
Meisjes met een gemiddelde aanvang zijn het meest tevreden over hun uiterlijk.
FYSIEKE ONTWIKKELING (JONGEN)
Lichamelijke ontwikkeling:
*
Groeispurt pas rond 12e jaar.
*
Primaire geslachtskenmerken: de penis, het scrotum (12e jaar).
*
Secundaire geslachtkenmerken: schaamhaar (12e jaar), oksel- en
gezichtshaar en
baard
in de keel.
Invloed op het zelfbeeld:
*
Positief zelfbeeld
SEKSUELE ONTWIKKELING
→ De belangstelling ontwaakt.
◦ Grote individuele verschillen.
→ Wanneer het al wel
speelt:
* Gegiechel als het over seksuele onderwerpen gaat.
* De werkelijke seksualiteit is vrij rustig.
* Jongens spelen met jongens, meisjes met meisjes.
` Verschil in interesses.
` Meisje + jongen = koppel.
* Jongens zijn nieuwsgierig naar het lichaam van de meisjes.
* Meisjes koesteren romantische ideeën over omgaan met jongen van hun dromen.
* Meisjes en jongens zoeken elkaar op bij lichamelijke spelletjes à niet voor spel op
zich, maar vanwege sociale factor.
* Gegiechel als het over seksuele onderwerpen gaat.
* De werkelijke seksualiteit is vrij rustig.
* Jongens spelen met jongens, meisjes met meisjes.
` Verschil in interesses.
` Meisje + jongen = koppel.
* Jongens zijn nieuwsgierig naar het lichaam van de meisjes.
* Meisjes koesteren romantische ideeën over omgaan met jongen van hun dromen.
* Meisjes en jongens zoeken elkaar op bij lichamelijke spelletjes à niet voor spel op
zich, maar vanwege sociale factor.
De belangrijkste mijlpalen in de lichamelijke ontwikkeling van schoolkinderen
in schema.
Kinderen van 4-6 jaar
|
Kinderen van
7-9 jaar
|
Kinderen van
10-13 jaar
|
Meer
spierkracht, betere balans,
en
coördinatie, ook van de
fijnere
bewegingen zoals bij
tekenen.
Kind
wordt slanker, links- of
rechtshandigheid
wordt
duidelijk.
Nieuwsgierig
naar het eigen lijf
en dat van anderen.
|
Groei
van spierkracht,
coördinatie
en balans zet zich
voort.
Kan bewust bewegingen
oefenen.
Belangstelling voor
sporten.
Kind
wil zijn vaardigheden
vergelijken
met die van anderen:
wedstrijdjes.
Jongens
en meisjes spelen vaak
strikt gescheiden
|
Veel
kracht en goed
uithoudingsvermogen.
Verschillen
tussen motorisch
sterkere
en zwakkere kinderen
wordt
duidelijker.
In
de prepuberteit (bij de een
veel
vroeger dan bij de ander):
sterke
groei, die de coördinatie
kan
ontregelen en belangstelling
voor seksualiteit
Veel
behoefte aan beweging om
het
eigen lichaam te leren
kennen
in de nieuwe
verhoudingen
na de groeispurt.
Sporten
in teamverband past
goed
bij de sociale
belangstelling
|
Tips voor u als ouder om de
ontwikkeling van uw kind te stimuleren.
De grove motoriek stimuleren.
De grove motoriek kan je stimuleren door spelletjes te doen waarbij je kind rent en veel beweegt. Door met je kind bijvoorbeeld te dansen stimuleer je ook de grove motoriek, evenals spelletjes waarbij je kind moet springen. Ga met je kind naar de speeltuin, ga samen voetballen, fietsen, steppen, etc. Zo lang je maar veel en in verschillende vormen beweegt.
De grove motoriek kan je stimuleren door spelletjes te doen waarbij je kind rent en veel beweegt. Door met je kind bijvoorbeeld te dansen stimuleer je ook de grove motoriek, evenals spelletjes waarbij je kind moet springen. Ga met je kind naar de speeltuin, ga samen voetballen, fietsen, steppen, etc. Zo lang je maar veel en in verschillende vormen beweegt.
De fijne motoriek
Om de fijne motoriek te stimuleren, moet je jouw kind met veel verschillende materialen laten spelen. Materialen zoals zand, water, modder en scheerschuim zijn leuke materialen om mee te spelen.
Ook spelletjes zoals met blokken bouwen, kleien, tekenen, (vinger)verven en puzzelen zijn goed voor de fijne motoriek.
Om de fijne motoriek te stimuleren, moet je jouw kind met veel verschillende materialen laten spelen. Materialen zoals zand, water, modder en scheerschuim zijn leuke materialen om mee te spelen.
Ook spelletjes zoals met blokken bouwen, kleien, tekenen, (vinger)verven en puzzelen zijn goed voor de fijne motoriek.
- Zorg voor
uitdagende materialen waarmee zowel de fijne als de grove motoriek
gestimuleerd wordt en leg ze (waar mogelijk) op een plek waar kinderen bij
kunnen.
- Geef
kinderen tijd en ruimte (letterlijk en figuurlijk) om met materialen aan
de slag te gaan en te ontdekken / ermee te oefenen. Stel je beschikbaar om
kinderen te helpen, zonder te snel in te grijpen.
- Zorg voor
een veilige omgeving. De motorische ontwikkeling gaat met vallen en
opstaan. Dat hoort erbij. Laat kinderen weten dat je in de buurt bent om
eventueel te helpen, maar laat kinderen zelf om de hulp vragen.
- Maak
afspraken met kinderen over (het gebruik van) de ruimte. Kinderen willen
en moeten nu eenmaal vrij kunnen rennen, springen en dergelijke, maar ze
moeten zich er ook van bewust zijn dat ze niet alleen zijn.
Informatie voor de presentatie (voor
de leerkrachten):
Kleuters
MOTORIEK
◦ De kleuterperiode wordt qua lichaamsbouw ook
wel de periode van de breedtegroei
genoemd;
het lichaam wordt voller in de breedte, het vult zich.
Typerend kleutergestalte:
*
Hebben verhoudingsgewijs een groot en zwaar hoofd met een duidelijk voorhoofd.
*
Hebben een wipneusje.
*
Hebben een cilindervormige romp met een dik buikje.
*
Hebben korte ledematen.
*
Plompe handjes met korte dikke vingertjes.
à Aan het einde van de
kleutertijd veranderd dit en gaan de kinderen meer in de
lengte
groeien.
◦ Kinderen leren hun spierbeheersing van boven
naar beneden (van hoofd naar de tenen) en
van
dichtbij naar veraf (dus van schouderspieren naar vingerkootjes).
◦ Voor het uithoudingsvermogen geldt dat
kleuters bij intensieve inspanning snel vermoeid
zijn,
maar ze kunnen zich in korte tijd snel herstellen van die vermoeidheid.
◦ Bewegen en leren gaan bij kleuters samen,
doen en leren zijn één.
Grote motoriek
◦ Vierjarigen kunnen al veel, maar je zien wel
dat het lichaam met veel van die bewegingen nog
helemaal meedoet. Zo rond het vijfde jaar zie je dit afnemen en zie je een
toenemende coördinatie van bewegingspatronen.
toenemende coördinatie van bewegingspatronen.
à Om dit te bevorderen
en te kunnen observeren kun je gebruik
maken uit vrije
speelsituaties.
Kleine motoriek
◦ Er is een verschil tussen jongens en
meisjes, omdat meisjes over het algemeen al veel
creatiefs
doen en dus de kleine motoriek oefenen.
Wat wordt ontwikkelt:
*
Voorkeurshand wordt gekozen.
* De oog-handcoördinatie wordt verfijnder; hoe ouder kleuters worden, hoe meer
* De oog-handcoördinatie wordt verfijnder; hoe ouder kleuters worden, hoe meer
details
ze zien en hoe meer ze hun beweging daarnaar toe onder controle
hebben.
* De
pengreep wordt ontwikkelt. Hierbij zie je vooral twee soorten; de duim-
dwarsgreep
(met een gebalde vuist), en de pincetgreep (tussen duim en
wijsvinger). Vanaf 6 jaar gaat het schrijven steeds soepeler vanuit de pols.
wijsvinger). Vanaf 6 jaar gaat het schrijven steeds soepeler vanuit de pols.
Tekenontwikkeling
Tekenontwikkeling bij het tekenen van een mensfiguur:
5.
Jonge kleuters tot ongeveer vier jaar krassen en
krabbelen. Het is motorische expressie.
6.
Er wordt een kopvoeter getekend: een min of meer
gelukte cirkel voor het hoofd, met daarbinnen cirkeltjes voor de ogen en de
mond, deze zijn soms ook buiten het hoofd getekend. Neus wordt weggelaten.
Onder het hoofd staan twee lijnen naar beneden (de benen) en twee opzij (de
armen). Deze lijnen zijn even lang.
7.
Er wordt een verlengde kopvoeter getekend. De
poppetjes krijgen meer details (haren, neus, lachende of huilende mond, oren,
vingers en voeten.) De benen worden langer dan de armen. Daarnaast wordt er nog
meer op het blad getekend, bijv. bloemen.
8.
Tussen de vijf en zes jaar verdwijnt de
kopvoeter en tekenen kleuters een volledig mensfiguur.
ZINTUIGELIJKE
ONTWIKKELING
Visuele waarneming
◦ Leerlingen gaan steeds meer details zien.
Denk bijvoorbeeld aan een puzzel, waarbij je een
patroon
moet herkennen.
◦ Het herkennen en benoemen van kleuren en geometrische vormen hoort ook bij de visuele
◦ Het herkennen en benoemen van kleuren en geometrische vormen hoort ook bij de visuele
waarneming.
Hoe ouder kleuters worden hoe meer hun kennis van passief naar actief
verschuift.
◦ Oudste kleuters zijn in staat om letters en cijfers te herkennen en deze na te schrijven. Dit
is een soort eindfase van de visuele waarneming voor deze leeftijdsgroep.
verschuift.
◦ Oudste kleuters zijn in staat om letters en cijfers te herkennen en deze na te schrijven. Dit
is een soort eindfase van de visuele waarneming voor deze leeftijdsgroep.
Auditieve
waarneming
◦ Hierbij wordt gekeken in hoeverre kleuters
informatie kunnen onthouden en toepassen, en
ten
tweede het klankbewustzijn.
SEKSUELE ONTWIKKELING
◦ Volgens Freud bevindt het kind zich in de
zogenaamde fallische fase, de fase waarin het
belangstelling
krijgt voor het genitaal en sterke verliefdheidsgevoelens voor de ouder
van het
andere geslacht kunnen krijgen.
Kohlberg:
1.
Kleuters weten al jong (drie jaar) weten dat ze
een jongen of meisje zijn; geslachtsidentiteit.
2.
Kleuters van vier tot vijf jaar beseffen dat een
jongen een jongen blijft en later een man zal worden en andersom;
geslachtsstabiliteit.
3.
Het derde stadium (zes à zeven jaar) is het
uiteindelijke besef vastgelegd dat een jongen altijd een jongen blijft, ook al
vinden er uiterlijke veranderingen plaats; geslachtsconstantheid.
Seksetypisch gedrag = de jongens spelen met auto’s, de
meisjes met poppen. Dit begint al
heel
jong.
3.2 Kinderen van zes tot negen jaar.
MOTORISCHE
ONTWIKKELING
Kleine / fijne motoriek:
6-jarige
|
7-jarige
|
8-jarige
|
9-jarige
|
eenvoudige schrijfpatronen
maken
|
Kan moeilijkere schrijfpatronen maken
|
Heeft een voldoende schrijf- en zithouding
|
Maakt hoofdletters met een regelmatige vorm
|
Kan veters strikken
|
Kan letters en woorden los schrijven, er is een aanzet tot aan elkaar
schrijven
|
Schrijft schrijfpatronen, letters en cijfers met een regelmatige
vorm, in een regelmatig ritme
|
Kan goede verbindingen maken van hoofdletters met overige letters
|
Er is sprake van een voorkeurshand bij verschillende handelingen
(gooien, tekenen, haar kammen)
|
Kan een cirkel uit de losse hand knippen, d.w.z. heeft daar geen
getekend voorbeeld bij nodig
|
Kan verbindingen tussen letters maken
|
Schrijft geautomatiseerd met kleine regelafstand, zowel in een
schrijfschrift als in andere schriftelijke taalgebruiksituaties
|
|
|
Heeft een goede vorming van hoofdletters
|
|
Grote / grove
motoriek:
6-jarige
|
7-jarige
|
8 / 9-jarige
|
Evenwicht kunnen bewaren : tien seconden op één been staan, vijf keer
hinkelen op een voorkeursbeen
|
Fijne bewegingspatronen kunnen coördineren:
- over een balk lopen
- touwtje springen
- bal laten stuiteren
en vangen
|
Uithoudingsvermogen neemt flink toe, snelle herstelperiode na
intensief bewegen
|
Een stuiterende bal kunnen vangen
|
|
Langdurig een beweging kunnen uitvoeren, krachttoename
|
Een kleine bal kunnen vangen
|
|
Bovenhands werpen met een voorkeurshand, goed vangen van grote en
kleine bal, met en zonder stuiteren
|
|
|
Steeds verdere beheersing van zwaaien, diepspringen, steunspringen,
rollen, duikelen, balanceren, loopspringen, klimmen, sprinten
|
|
|
Ontwikkeling van spelinzicht en regels
|
Lichaamsoriëntatie = kennis van eigen lichaam, houdingen en
bewegingen.
*
Lichaamsdelen benoemen en aanwijzen bij zichzelf en anderen (uiterlijk en
organen).
*
Symmetrische lichaamshoudingen imiteren (spiegelen, plaatje nadoen).
* Bij
oudere kinderen hoef je het alleen maar uit te leggen, niet voor te doen.
Tekenontwikkeling:
*
Kinderen gaat gedetailleerder dingen uitbeelden.
*
Kinderen kunnen scènes tekenen, met grote mate van overeenstemming met de
werkelijkheid.
* Hou
ouder ze worden hoe meer kinderen ook met perspectief gaan werken. In
tekenlessen
kun je nu ook dit soort technische opdrachten gaan geven.
ZINTUIGELIJKE
ONTWIKKELING
Visuele waarneming:
Visuele waarneming:
*
Steeds gedetailleerder waarnemen en de kennis die ze hierdoor opdoen ook weer
toepassen
in hun dagelijks leven.
*
Visuele deelvaardigheden om goed te leren lezen en spellen:
` Visuele identificatie = letters of letterpatronen als steeds dezelfde
herkennen
(bv.
‘d’ blijft ‘d’ en is niet afwisselend ‘p’ of
‘b’).
`
Visuele discriminatie = kleine, maar beslissende verschillen tussen
lettervormen
(bv. ‘v’ en ‘w’ of ‘ei’ en ‘ie’).
`
Visuele analyse = een woord uit elkaar halen, in stukjes hakken. (bv. ‘pop’
zijn
drie tekens, ‘p’ is de eerste en de laatste letter.)
`
Visuele synthese = losse lettervormen snel samen voegen tot lettergroepen
(bv.
s-c-h-r-i-f-t is samen ‘schrift’. Korte clusters van letters snel leren
herkennen,
in dit geval het cluster s-c-h-r).
Auditieve waarneming:
*
Auditieve deelvaardigheden gericht op het lezen:
`
Auditieve identificatie = verschillende klanken horen (bv. ‘eu’ en ‘ui’).
`
Auditieve discriminatie = goed onderscheid maken (waar moet je precies naar
luisteren?)
`
Auditieve analyse = een woord kunnen verdelen of ‘hakken’ in losse klanken
(bv.
Welke klanken zitten in het woordje ‘schoen’?)
`
Auditieve synthese = klanken of klankgroepen samenvoegen tot één woord.
SEKSUELE ONTWIKKELING (Freud)
◦ Latentiefase: de
seksuele ontwikkeling is rustig en er komt meer energie vrij voor leren en
voor
het leggen van sociale contacten buien het gezin.
◦ Sterk bewust van
het verschil tussen jongens en meisjes, zonder problemen of schaamte.
◦ Vrij strikte
scheiding: jongens spelen met jongens, meisjes met meisjes.
◦ Verliefd zijn komt
voor. Bij 6 à 7 jarige wordt dit uitgesproken, hierna is het geheim en
alleen
bekend bij vrienden of vriendinnen.
3.3 Kinderen van negen tot twaalf
jaar.
FYSIEKE
ONTWIKKELING (MEISJE)
Lichamelijke
ontwikkeling:
*
Groeispurt begint rond 10e jaar; eerst in lengte, dan in hun
gewicht.
*
Primaire geslachtskenmerken: eierstokken, vagina, baarmoeder.
*
Secundaire geslachtskenmerken: borsten (10e jaar), schaamhaar (11e
jaar), okselhaar
(13e
jaar), menstruatie (11e of 12e jaar).
Invloed op het
zelfbeeld:
*
Vroegrijpe meisjes hebben vaak een negatief zelfbeeld.
*
Meisjes met een gemiddelde aanvang zijn het meest tevreden over hun uiterlijk.
FYSIEKE
ONTWIKKELING (JONGEN)
Lichamelijke
ontwikkeling:
*
Groeispurt pas rond 12e jaar.
*
Primaire geslachtskenmerken: de penis, het scrotum (12e jaar).
*
Secundaire geslachtkenmerken: schaamhaar (12e jaar), oksel- en
gezichtshaar en
baard
in de keel.
Invloed op het
zelfbeeld:
*
Positief zelfbeeld
SEKSUELE ONTWIKKELING
(Freud)
→
De belangstelling ontwaakt.
◦ Grote individuele verschillen.
→ Wanneer het al wel speelt:
*
Gegiechel als het over seksuele onderwerpen gaat.
* De
werkelijke seksualiteit is vrij rustig.
*
Jongens spelen met jongens, meisjes met meisjes.
`
Verschil in interesses.
`
Meisje + jongen = koppel.
*
Jongens zijn nieuwsgierig naar het lichaam van de meisjes.
*
Meisjes koesteren romantische ideeën over omgaan met jongen van hun dromen.
*
Meisjes en jongens zoeken elkaar op bij lichamelijke spelletjes à niet voor spel op
zich,
maar vanwege sociale factor.
MOTORISCHE
ONTWIKKELING
◦ In de leeftijd van 9 tot 12 jaar zijn enorme
verschillen.
◦ Verfijnen van motorische vaardigheden
Normale ontwikkeling:
* Goed
uithoudingsvermogen
*
Spieren sterker en langer
* Door
oefening nieuwe vaardigheden snel onder de knie.
◦ Scheiding tussen vaardigheid duidelijker.
→ Dit zien de kinderen
ook zelf, wat zorgt voor deling populair/niet.
Morele ontwikkeling van Kohlberg (2.4.8)
Kohlberg
ontwierp een zeer gedetailleerde fasentheorie die na nieuwe onderzoeken weer
werd
bijgesteld.
Die
ontwikkeling à een aangeboren gevoel van rechtvaardigheid.
3 stadia:
* Preconventioneel stadium: Wat is goed en wat is slecht à straffen en belonen.
De principes in dit stadium zijn: gehoorzaamheid en naïef
egoïsme( er zelf voordeel van hebben)
* Conventioneel stadium: Het kind begint te beseffen dat wat
beantwoord aan het
gezin/de klas, ongeacht de norm,
goed is. Het kind volgt alle instructies op.
De principes in dit stadium zijn: oriëntaties op het beeld
van het ‘fatsoenlijke’ kind(het de ouders
naar de zin maken) en gezaghebbende oriëntaties(plichtsbesef m.b.t. gezag en handhaving).
* Postconventioneel stadium: De eigen verantwoordelijkheid
krijgt gestalte à gebeurt
los van
wat de autoriteiten daarvan vinden.
→ De
principes in dit stadium zijn: Contractueel legalisme(het gevoel van rechtvaardigheid is
belangrijk) en de ‘algemene
gewetensprincipes’(de morele principes).
◦ Kinderen doorlopen deze stadia in
verschillend tempo, niet iedereen haalt het hoogste
niveau.
◦ Er blijven 2 begrippen kenmerkend: intentie
en conventie.
Intentie
= Kinderen letten op de bedoeling van het gedrag.
Conventie
= Kinderen letten op hoe het gedrag hoort.
◦ Je kunt de morele ontwikkeling stimuleren
door het kind in aanmerking te brengen met
morele kwesties die boven zijn
huidige denkniveau liggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten