maandag 21 mei 2012

Toepassingskaart 10: Uitvoeren handelingsplan rekenen

Handelingsplan rekenen:

Signaleren:
* De leerling blijft zitten en daarom is het goed om met deze leerling aan de slag te gaan.
* De leerling maakt nog geen toetsen, omdat hij in groep 1.

Diagnostiseren:
* Ik heb met de leerling rekenspelletjes gedaan die in de kast van de klas staan.
* De leerling kan nog niet goed formuleren hoe hij iets uitrekent, omdat hij daar te jong voor is.
* De opgaven die gedaan zijn:
Spelletje: Begrippendiagram
Bij dit spel had de leerling 4 verschillende afbeelding zoals een beker,glas.
De leerling moest deze afbeeldingen in de volgorde van vol naar leeg liggen.
De leerling deed dit zonder te meten of de één minder vol was dan de ander, vandaar dat hij veel fouten had gemaakt met dit spel. Hij keek niet goed hoeveel er telkens in het glas zat.

Spelletje: Telpanorama  

Bij dit spel heeft de leerling verschillende afbeelding zoals een poes, kip, beer, hond en vogels. Per kaartje staan er verschillende aantallen op. Bovenaan het spel staat per vakje een aantal stippen bij dit aantal stippen moet de leerling de juiste kaartje leggen met hetzelfde aantal poezen, kippen, beren, honden en vogels.
* De leerling vind het moeilijk om het aantal te tellen, omdat er geen vast volgorde van de afbeelding op het kaartje staat.
* De leerling telt veel in zijn hoofd en vergeet zijn vinger te gebruiken.
* Hij telt te veel of te weinig, omdat hij sommige overslaat of nog een keer telt
De leerling kwam niet zo goed verder met het spel en legt daarom de kaartjes maar gewoon ergens neer.

Definitieve diagnose:
* De leerling kan tellen tot 10
* De leerling heeft moeite met het getalbegrip
De oplossingsmanieren die hij gebruikt is het gokken. Is nog echt peuter niveau en eigenlijk zou hij al eind groep 2 moeten zitten.

Remediering:
4 lesjes

Les 1:
* Ik heb met de leerling aan de hand van  knijpkaarten gewerkt aan het getalbegrip.


De leerling heeft een aantal van deze kaarten gemaakt. Ik heb uitgelegd dat hij eerst moet kijken welke kleur er bij de plaatjes staat deze kleur knijper mag hij pakken, daarna gaat hij tellen hoeveel plaatjes erbij de kleur staat.De knijper moet hij dan bij het cijfer zetten dat bij het plaatje hoort.
De plaatjes staan hier nog een beetje op volgorde en niet kriskras door elkaar, waardoor het tellen beter gaat.Ik heb hem uitgelegd dat je met je vinger moet tellen om zo geen plaatjes over te slaan.

Evaluatie: Het tellen ging goed, omdat de plaatjes goed op volgorde staan. Hij gebruikte ook zijn vingers met het tellen.

Les 2:
* Ik heb met de leerling gewerkt aan het getalbegrip aan de hand geknutselde auto's

Ik heb voor de leerling een aantal auto's neergelegd en gevraagd hoeveel er lagen. Daarna gaf ik hem cijfer symbolen en heb ik gevraagd of hij het cijfer kon pakken die erbij hoorde.

Evaluatie: De leerling vond het tellen wat lastiger, omdat ik de auto's kriskras neerlegde en niet een rijtje. De cijfers opzoeken ging heel goed deze symbolen zitten goed in zijn systeem en kan hij moeiteloos erbij zoeken.

Les 3:
* Ik heb de leerling loco laten spelen waarin gevraagd wordt om het aantal afbeeldingen te tellen en het cijfer wat hierbij hoort bij de afbeelding neer te leggen.

De leerling kon dit na een hele korte uitleg en één voorbeeld samen, alleen verder gaan. Ik kon zo goed letten op hoe de leerling telde.

Evaluatie: De leerling telt met zijn vingers, maar doe dit nu langzamer als de eerste keer, waardoor het vaker goed gaat.

Les 4:
* Ik heb opnieuw het spel telpanorama met de leerling gedaan.
* Ik heb gevraagd aan de leerling hoe je het beste kon tellen hoeveel er staan en daarbij antwoordde hij met je vingers, want dit heb ik meerdere malen tegen hem gezegd en verteld hoe belangrijk het is om dat te doen.
* Hij had in het spel nu maar een paar kleine foutjes gemaakt en dat was super knap!

Evaluatie:
De leerling had moeite met het getalbegrip, omdat hij niet goed met zijn vinger telde, waardoor hij het verkeerde aantal bij het cijfer legde. Het koppelen cijfer/aantal was niks mis, want dit kon hij moeiteloos doen. Het probleem was echt het tellen met een niet vaste volgorde. Nu hij met zijn vinger telt gaat dit een heel stuk beter.

Reflectie:
* De gestelde doelen zijn bereikt, omdat hij nu goed met zijn vingers telt.
* Hij zit nu goed op niveau wat betreft het getalbegrip.
* Het advies voor mijn mentor is om dit soort spelletjes vaker te laten oefenen door hem en op te letten of hij goed met zijn vinger telt.
* Ik heb ervaren dat je goed moet kijken wat het kind doet, want als hij in een spelletje een fout heeft gemaakt kan dit verschillende oorzaken hebben.
* Ik heb ervaren dat je de leerlingen veel moet laten oefenen met wat hij of zij moeilijk vindt.
* Ik heb ervaren dat je veel kennis moet hebben van het rekenonderdeel waarin de leerling moeite heeft, want zo kan je beter differentieren.

Toepassingskaart 9: Rekenbeleid op schoolniveau

Het rekenbeleid op de weidebloem:


Rekenbeleid

De vijf kernpunten


Op basisschool ‘De Weidebloem’ werken wij vanuit de vijf kernpunten die voor ons centraal staan bij het geven van goed en inspirerend rekenonderwijs.

Ø  Wij streven naar spelenderwijs leren rekenen.

Ø  Wij streven ernaar om aan te sluiten bij de belevingswereld van de leerlingen.

Ø  Wij streven ernaar dat iedereen rekenen leuk vindt.

Ø  Wij streven ernaar dat iedereen kan rekenen.

Ø  Wij streven naar uitdaging en extra oefenstof voor de leerlingen.

Er is bewust voor deze bovenstaande vijf kernpunten gekozen. Hieronder is onze verantwoording en zijn onze ideeën per kernpunt te lezen.

Ø  Wij streven naar spelenderwijs leren rekenen.
Wij vinden het belangrijk om niet altijd alleen maar te rekenen vanuit het boek, maar ook, naast het levend rekenen, op een speelse manier met rekenen bezig te zijn. Dit streven wij na door ons niet altijd vast te houden aan de methode, maar ook de creativiteit van de leerkracht naar voren te laten komen. Hierbij kan gedacht worden aan het rekenen aan de hand van een artikel, het levend rekenen, het rekenen door middel van rekenspelletjes en het rekenen vanuit een bepaald probleem waarbij de leerlingen met mogelijke oplossingen moeten komen. In elke klas zijn er rekenspellen op het niveau van de groep aanwezig. Leerlingen kunnen deze spelletjes spelen wanneer zij klaar zijn met hun rekenwerk. Elke leerling heeft een eigen aftekenkaart, waarop te zien is welke spelletjes er gedaan zijn. Leerlingen tekenen dit zelf af. Wel checkt de leerkracht wekelijks de aftekenkaarten om zo een beeld te krijgen van hoeveel spellen de leerlingen doen in de week en of dit realistisch is. Het werken met de spellen vinden wij belangrijk, omdat de leerlingen op deze manier betrokken zijn met het rekenen, wat effect heeft op het leren. De motivatie neemt toe, waardoor leerlingen meer inzet tonen en komen tot betere rekenprestaties. Wel worden de leerlijnen uit de methode als leidraad gebruikt.




 



                         Afbeelding 1: Tafelspel in drie niveaus                        Afbeelding 2: ‘Mens erger je niet’ met rekensommen





Er zijn veel verschillende materialen in de klassen aanwezig die tijdens rekenlessen kunnen worden gebruikt, zoals linialen, weegschalen, maatbekers, dobbelstenen, gewichtseenheden als bonen, meel, eikels, knopen, thermometers en zandlopers. De leerlingen leren aan de hand van het zelf doen met materiaal heel veel. Wij hebben in alle klassen een klassenkas. Bij de kleuters wordt er gewerkt met een gelddoosje met muntstukken. Het geld wordt gebruikt als er bijvoorbeeld cadeautjes, een plantje of speciaal papier aangeschaft moet worden. Met het doosje kunnen tel- en sorteeroefeningen worden gedaan. Vanaf groep 3 krijgt de groep er een kasboek bij. Iemand van de ouderraad of van de directie komt aan het begin van het jaar met een gevuld geldkistje en legt uit wat de bedoeling is. De klas mag het geld wel zelf besteden, maar de ouderraad of directie wil wel kunnen zien hoe met het geld is omgegaan en waaraan het is uitgegeven. Hiervoor is het kasboekje. Hierin wordt getekend en met eventuele ondersteunende tekst wat er gekocht wordt. Met stempels kunnen de bedragen zichtbaar worden gemaakt. De leerkracht en de leerlingen moeten goed overleggen wat er wordt gekocht. Vanaf groep 5 wordt er iemand uit de klas aangewezen als penningmeester en worden er in het kasboek inkomsten en uitgaven genoteerd. Aan de hand van de klassenkas leren de leerlingen dat je verstandig om moet gaan met geld en dat je goed moet bijhouden wat je uitgeeft en wat je binnen krijgt qua geld.


Afbeelding 3: Klassenkas

Ø  Wij streven ernaar om aan te sluiten bij de belevingswereld van de leerlingen.
Wij vinden het belangrijk dat het rekenen aansluit bij de belevingswereld van de leerlingen. Hierdoor kunnen zij de sommen voor zich zien en zich er beter in verplaatsen. Op het moment dat de context hen niets zegt, zien zij de som niet voor zich en zal het uitrekenen ervan ook moeizamer verlopen. Daarnaast zullen zij gemotiveerder zijn op het moment dat een som aansluit bij hun belevingswereld. Hierbij kan gedacht worden aan een rijk rekenprobleem, het tastbaar maken van de sommen door middel van materialen en door het geven van vraagstukken die afkomstig zijn uit de leefwereld van de leerlingen.



Hieronder is een voorbeeld te vinden van een levend rekenles zoals deze bij ons op school minimaal eenmaal in de week gegeven wordt.



Groep: 5
Vak:
Rekenen
Thema: Olympische spelen



Bedoeling van de les:
De leerlingen krijgen allemaal €150,- aan speelgeld. Met dit geld gaan zij hockeykleding en –bescherming uitzoeken. Tenslotte moeten de Nederlandse spelers er tijdens de hockeywedstrijden op de Olympische spelen goed uitzien.


Voordat er op zoek wordt gegaan naar kleding en bescherming, bedenken de leerlingen eerst wat er allemaal nodig is. Dit schrijven zij netjes op en maken een schatting van de kosten. Wanneer dit gebeurd is, zoeken de leerlingen de benodigdheden op internet met bijbehorende prijzen. Klopte de schatting? Komen ze uit met het geld?




Ø  Wij streven ernaar dat iedereen rekenen leuk vindt.
Wij vinden het belangrijk dat rekenen leuk gevonden wordt door de leerlingen. Op het moment dat we dit bereiken, zullen leerlingen ook met plezier gaan rekenen wat tot gevolg heeft dat de leerling van zichzelf weet dat hij kan rekenen en ook betere rekenresultaten behaalt.

Op het moment dat dit niet bereikt wordt, dat leerlingen rekenen niet leuk vinden, zullen zij ongemotiveerd met de taak aan de slag gaan en krijgen zij het gevoel dat ze niet kunnen rekenen wat ook weer leidt tot minder goede rekenresultaten.
Om te bereiken dat leerlingen rekenen leuk gaan vinden, doen wij mee met de jaarlijkse ‘Grote Rekendag’. Deze dag is voor alle groepen en staat in het teken van een bepaald thema. Het laat de leerlingen zien dat rekenen leuk is en geeft de leerkrachten nieuwe inzichten.
Naast deze rekendag, die eenmaal in het jaar plaatsvindt, werken wij gedurende de rest van het jaar aan deze kernzin door het inrichten van een rijke leeromgeving. In elke klas zijn een aantal rekenspellen aanwezig en met name in de onderbouw kan er gewerkt worden met rekenhoeken. Op het moment dat de rekenlessen over geld gaan, kan er een winkeltje ingericht worden, waar leerlingen bij elkaar iets kunnen kopen en zo met het rekenen bezig zijn. Dit sluit tegelijk aan op het gebruik maken van verschillende :Waar wij ook naar streven is het regelmatig rekenen buiten de klas. Met de leerlingen het schoolplein opzoeken en bijvoorbeeld een boom op te meten. Leerlingen moeten erover nadenken hoe ze dit gaan aanpakken en met behulp van de leerkracht wordt dit uitgevoerd. Leerlingen zijn hier bezig met het ontdekkend leren.







                                                                                       Afbeelding 4: Boom meten



Ø  Wij streven ernaar dat iedereen kan rekenen.
Wij vinden het belangrijk om gericht te kijken naar de aanpak van de individuele leerling. Op het moment dat de aangeleerde aanpak niet aanslaat, bieden wij de leerling een andere aanpak aan die beter past bij de leerling, waardoor de leerling het wel begrijpt en de sommen beter en gemakkelijker zelfstandig kan maken.
Wij bieden klassikaal één aanpak aan en bekijken dan per leerling wie beter gebaad is bij een andere aanpak. Hier kiezen wij bewust voor, omdat bij het aanbieden van verschillende manieren leerlingen in de war kunnen raken. Dit willen wij graag voorkomen.
Hierbij aansluitend komt het geven van zelfvertrouwen aan de leerlingen naar voren. Dit is een aspect dat wij zeer belangrijk vinden op school. De leerkracht draagt hier aan bij en zorgt ervoor dat alle leerlingen het gevoel hebben dat zij het kunnen. Tenslotte is rekenen iets dat iedereen kan!
Met betrekking tot het rekenen laten wij de leerlingen ook regelmatig samenwerken, waardoor ze kunnen leren van elkaar. Op het moment dat een leerling uitlegt leert hij hiervan en bij de leerling die luistert naar deze uitleg kan opeens het kwartje wel vallen, wat bij de uitleg van de leerkracht nog niet gebeurd was. Dit komt omdat leerlingen een andere manier van uitleggen hebben en leerkrachten weleens te moeilijk denken. Vanuit dit oogpunt, dat leerlingen kunnen leren van elkaar, vinden wij samenwerken een belangrijk punt dat we regelmatig laten terugkeren.








                                                              Afbeelding 5: Rekenstrategieën




Ø  Wij streven naar uitdaging en extra oefenstof voor de leerlingen.
Wij vinden het belangrijk om de sterke leerlingen extra uitdaging te geven waardoor ze gemotiveerd blijven en het reken leuk blijven vinden. Deze extra leerstof zal een verdieping zijn op de leergebieden die op dat moment centraal staan. Hierbij maken wij gebruik van de methode ‘Rekentijger’. Deze methode is speciaal ontwikkeld voor sterke rekenaars en bestaat uit een aantal werkboekjes die hen uitdaagt. Bewust wordt er niet voor gekozen om deze sterke leerlingen stof te geven dat al verder gaat dan waar de rest van de klas is. Hierdoor blijven zij bezig met dezelfde stof als hun klasgenootjes en kunnen wij voorkomen dat zij begin groep 8 het rekenboek al uit hebben. Daarnaast hebben zij eenmaal in de week een plusgroep voor rekenen. Deze is klasdoorbrekend en wordt verzorgd door een leerkracht waarvan de leerlingen op dat moment naar de gym zijn.  Er zijn drie plusgroepen in onze school. De leerlingen van groep 3 & 4, de leerlingen van groep 5 & 6 en de leerlingen van groep 7 & 8. Op het moment dat wij deze leerlingen geen extra uitdaging geven, zullen ze onder hun niveau gaan presteren en zullen de rekenresultaten dalen. Dit willen wij voorkomen. Wij willen het beste uit ieder kind halen.

Daarnaast besteden wij ook extra aandacht aan de leerlingen die juist moeite hebben met rekenen. Hen bieden wij naast de klassikale instructie ook extra instructie op het moment dat de rest van de klas zelfstandig aan het werk gaat. Op deze manier kunnen wij hen extra ondersteunen. Hierbij maken wij ook gebruik van extra oefenstof om hen zo goed mogelijk te helpen.




                                              
Afbeelding 3: ‘Alles telt


Afbeelding 4: ‘Maatwerk’                                                                                               Afbeelding 5: ‘Rekentijger’

 

Metafoor


In de groepen 1 tot en met 5 is Benno aanwezig in de klas. Benno is het rekenwonder en wilt graag de leerlingen een hoop leren. Tijdens de rekenlessen komt hij altijd tevoorschijn. Dit is zijn lievelingsvak. Hieronder stelt hij zichzelf voor.

Hoi,

Ik ben Benno! Ehmmm, wat zal ik over mijzelf vertellen. Dat vind ik wel lastig.
Ik ben geel, heb blauw haar en ik heb een hele mooie stropdas gekregen.

Ik kan heel goed rekenen. 1+1 =2, of 3 + 10 = 13. Goed hè.

Doeg, Benno

                                                                                                                        
                                                                                                                                                                      Afbeelding 6: Benno


Rekenen schoolbreed


Per schooljaar besteden wij van groep 3 tot en met 8 gemiddeld 5 uur in de week aan rekenen. Dit staat gelijk aan 1 uur per dag. Bij de kleuters wordt er gewerkt aan de hand van thema’s waar het rekenen in verwerkt zit.
Schoolbreed worden er dezelfde voorkeursstrategieën gehanteerd om te zorgen voor één lijn binnen de school en duidelijkheid voor de leerlingen. Op het moment dat een leerkracht heeft besloten een bepaalde leerling een andere rekenstrategie aan te leren in het belang van het kind, wordt dit doorgeven bij de overdracht, zodat ook de volgende leerkracht hiervan op de hoogte is en hiermee verder gaat.
Voor de zwakkere rekenaars is er op de school hulpmateriaal aanwezig zoals rekenrekjes en MAB materiaal. Daarnaast hebben wij de mogelijkheid de zwakke rekenaars te laten werken met de methode ‘Maatwerk’. Voor de sterke rekenaars is er de methode ‘Rekentijgers’ voor extra uitdaging.

Rekenmethode


Op onze school werken wij met de methode “Alles Telt” Wij hebben hiervoor gekozen, omdat deze uitgaat van het ontdekkend en realistisch leren rekenen wat aansluit bij onze visie.
Daarnaast maken wij ook gebruik van de methode ‘Maatwerk’ voor de zwakke rekenaars die niet mee kunnen komen met de methode ‘Alles Telt’. Bij deze methode werken de leerlingen achter met de i-pad of achter de laptop. Daarnaast maken wij ook gebruik van de methode ‘Rekentijgers’ voor de sterke rekenaars. Deze methode geeft extra uitdaging voor de leerlingen. Bij het bepalen welke methode een leerling volgt, kijken wij naar de zone van naaste ontwikkeling. Dit houdt in dat de leerkracht kijkt naar wat het kind al kan en hem net een stapje hoger aanbiedt. Op het moment dat een leerling de stof uit de reguliere methode ‘Alles telt’ al beheerst, wordt er een stapje hoger aangeboden, wat kan betekenen dat de leerkracht de leerling laat werken met de methode ‘Rekentijger’, wat voor hem in de zone van naast ontwikkeling ligt. Daarnaast kan de reguliere methode ‘Alles telt’ ook te moeilijk zijn voor leerlingen en ligt dit dus ver boven de zone van naaste ontwikkeling. In dit geval kan de leerkracht ook een stapje terug doen en deze leerling de methode ‘Maatwerk’ aanbieden. Dit is een stap terug, wat mogelijk beter aansluit op de naaste ontwikkeling van het kind.
Tot slot werken wij ook met de ‘Klassenkas’. Deze is aanwezig in de groepen 1 tot en met 8 met steeds meer verantwoordelijkheid bij de leerlingen. Zo hebben de kleuters een gelddoosje met muntstukken en vanaf groep 3 komt hier ook het kasboek bij. Vanaf groep 5 wordt er ook een penningmeester aangewezen. Wij hebben gekozen voor het werken hiermee, omdat wij op deze manier spelenderwijs met het rekenen bezig zijn en leerlingen de waarde van geld op deze manier mee willen geven.

De methode wordt bij ons op school als leidraad gebruikt en wij hebben als doel de leerdoelen die vanuit de methode gegeven zijn te behalen. Hoe de rekenlessen verder ingevuld worden laten wij over aan de professionele kennis van de leerkrachten. Zij zijn vrij om de rekenlessen in te vullen op de manier waarop zij vinden dat deze het meest zinvol zijn. Wel hebben de leerkrachten zich te houden aan het regelement van de school. Dit houdt in dat er minstens eenmaal in de week levend rekenen wordt gegeven en daarnaast ook eenmaal in de week in het kader van rekenen naar buiten wordt gegaan met de leerlingen wat aansluit op het ontdekkend leren. Dit wel mits het weer het toelaat.


Leerlijnen


In groep 1/2 wordt er een eerste stap gezet op het rekengebied. We spreken hierbij over de voorbereidende fase. Hierin komen de volgende onderwerpen aan de orde:

-  Hoeveelheden tellen
-  Ervaringen opdoen met sorteren, ordenen en vergelijken
- Meten, inhoud en oppervlakte
- Ordenen in tijd
- Meetkundige oriëntatie zoals: plaats bepalen, richting bepalen, vormen, verhoudingen en
   bouwen.
- Begripsvorming door middel van het stimuleren van de taalontwikkeling.

In de groepen 3 tot en met 8 maken wij gebruik van de methode “Alles Telt”. Deze methode gaat uit van het ontdekkend en realistisch leren rekenen, wat aansluit bij onze visie: zelf oplossingsmethoden bedenken en toepassen.

In de onderbouw komen de volgende onderdelen aan de orde:

- Getalbegrip
- Optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.
- Hoofdrekenen en cijferen
- Meten, meetkunde, geld, tijd, tabellen, grafieken en wegen

In de bovenbouw komen  de volgende onderdelen aan de orde:

- Hoofdrekenen en cijferen
- Tabellen, grafieken, breuken, procenten en verhoudingen
- Getalkennis
- Meten (oppervlakte, gewicht en inhoud)
- Wiskundige onderwerpen (bouwen, draaien, spiegelen)

De basisstof voor de methode wordt klassikaal en/of individueel aangeboden en verwerkt. Na elk onderdeel wordt er getoetst. Is de aangeboden stof goed begrepen dan krijgt de leerling verdiepingsstof over het aangeboden onderdeel. Is de stof nog niet begrepen dan krijgt de leerling extra uitleg van de leerkracht en herhalingsstof over het aangeboden onderdeel.


Toetsing


Wij maken gebruik van verschillende toetsen en toetsmomenten. Voor rekenen hebben wij de volgende toetsen.

Ø  Methode gebonden toetsen (groep 3 tot en met 8)

Ø  Cito toetsen (Groep 1 tot en met groep 8)

De methode gebonden toetsen worden na afsluiting van elk hoofdstuk afgenomen. De Cito toetsen worden tweemaal in het jaar afgenomen. Dit is in januari / februari en juni. De gegevens van deze toetsen worden ingevoerd in het leerlingvolgsysteem, ParnaSys. Voor meer informatie over dit leerlingvolgsysteem verwijzen wij u door naar de schoolgids.

Dyscalculie


Voor dyscalculie zijn verschillende definities te geven. Eén van die definities luidt als volgt
‘Een leerstoornis die specifiek betrekking heeft op rekenen, terwijl de intelligentie normaal is.’

Zodra de leerkracht vermoedt dat een leerling dyscalculie heeft, zal deze in gesprek gaan met de IB’er. Wanneer de IB’er dit vermoeden deelt met de leerkracht, kan er, uiteraard in overleg met de ouders, een onderzoek plaatsvinden. Het is de taak van de IB’er deze doorverwijzing te regelen. Uit dit onderzoek zal een plan volgen over hoe de school de leerling het best kan begeleiden. Bij het krijgen van een dyscalculieverklaring, heeft de leerling recht op hulpmiddelen en / of voorziening bij toetsen en examen in het basis- en middelbaaronderwijs. 

Passend onderwijs


We willen er zoveel mogelijk naar streven dat alle leerlingen meedoen met de methode ‘Alles Telt’ die wij hanteren op de school. Hierbinnen differentiëren wij naar niveau van de leerlingen. De sterke rekenaars kunnen na een korte uitleg zelfstandig aan de slag, met de andere leerlingen wordt er uitgebreider naar de sommen gekeken en een enkele samen gedaan. Hierna kunnen ook deze leerlingen aan de slag. Met de zwakke leerlingen gaan wij aan de instructietafel zitten en geven wij hen nog meer begeleiding bij het rekenen.

 Kunnen sommige leerlingen echt niet mee komen met rekenen en gaan zij hierdoor achterlopen dan hebben wij de methode ‘Maatwerk rekenen’. Deze methode is een speciaal remediërende methode. De leerlingen krijgen zo de basisonderdelen onder de knie. Deze methode werkt vooral met de computer, zodat deze leerlingen ook geen last hebben van andere leerlingen als ze aan het werk zijn. De leerlingen hebben dan een eigen leerlijn en speciale en individuele instructie op het gebied van rekenen.
Sterke rekenaars, waarvoor de methode ‘Alles Telt’ te gemakkelijk is, waardoor zij zich gaan vervelen en na verloop van tijd onder hun kunnen gaan presteren, hebben wij de methode ‘Rekentijgers’. Op deze manier geven wij sterke rekenaars hun uitdaging in het vak.

Rekencoördinator


Op onze school hebben wij een rekencoördinator. Deze functie omvat het verbeteren van de kwaliteit van het reken- en wiskundeonderwijs op onze school en het regelen van de ‘Grote Rekendag’. Hiernaast kunnen leerkrachten met vragen of problemen met betrekking tot het reken- en wiskundeonderwijs bij deze persoon terecht. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan het vormgeven van de rekenlessen en het verstrekken van informatie over dyscalculie.



Materialen


Met betrekking tot het rekenonderwijs, hebben wij verschillende ondersteunende materialen op school / in de klas. Zo is er in de beide kleuterklassen een rekenhoek te vinden. Deze is in de vorm van een winkel waar de leerlingen spullen bij elkaar kunnen kopen.

In de groepen 3 en 4 is er in het lokaal een groot rekenrek te vinden die voor de klas door de leerkracht gebruikt kan worden. Daarnaast zijn er in groep 3 ook kleine rekenrekjes voor de leerlingen aanwezig die zij mogen gebruiken bij het uitrekenen van sommen. Naast het rekenrek zijn er in de beide groepen ook grotere en kleinere kralenkettingen aanwezig die ook ondersteunend kunnen zijn voor het uitrekenen van sommen.

Verder is er in de groepen 3 tot en met 8 MAB materiaal aanwezig in het lokaal, voor leerlingen die moeite hebben met het rekenen. Dit materiaal biedt hen visuele ondersteuning.

Ook is er in de alle groepen speelgeld aanwezig voor het visueel maken van het rekenen met geld en de mogelijkheid tot spelenderwijs omgaan met het betalen.




 

                                                                    Afbeelding 2: Speelgeld


Tot slot zijn er ook in alle groepen rekenspelletjes aanwezig die aansluiten bij de leerstof van het jaar. Bij de kleuters hebben wij onder andere Verti-blocs, Tangram telspel, Geometrische teldoos, Telpanorama, Kabouter telspel en Begrippen diagram. In de rest van de groepen zijn onder andere loco, piccolo en tafelkwartet aanwezig. Dit uiteraard op het niveau van de groep.



Literatuur


Ø  Nicolai, J., Velthausz, F. & Broersma, R. (2010). Dat Telt, bouwstenen voor levend rekenwiskundeonderwijs. Nij Beets: De Freinetbeweging.

Toepassingskaart 8: Taalbeleid op schoolniveau

Het Taalbeleid op rkbs de weidebloem:



Taalbeleid

Visie

In ons onderwijs vinden wij leesplezier en leesmotivatie erg belangrijk. Wij proberen door ontdekkend te leren het leesplezier zo groot mogelijk te maken. De leerlingen krijgen de ruimte om veel zelf te ontdekken. Hierbij maken ze gebruik van speelvormen. We gebruiken methodes om de kern- leerdoelen te halen. Op deze manier heeft het kind aan het eind van het jaar alle landelijke leerdoelen kunnen behalen die vanuit de methodes zijn vastgesteld.
De leerlingen leren op een zo natuurlijk mogelijke manier.

Omgeving

In de school hebben wij een rijke taalomgeving. Wij denken aan spelvormen en de leerlingen leren ontdekkend. Op deze manier bevorderen wij het leesplezier en de leesmotivatie. Wat wij willen bereiken dat de leerlingen op een zo een natuurlijke manier leren. Bijvoorbeeld dat leerlingen boeken lenen bij de bibliotheek. Dit doen zij in het dagelijks leven ook. Dit willen wij integreren in het onderwijs.



De gemeentelijke bibliotheek is gevestigd naast onze school. Zo bieden wij de leerlingen een groot en gevarieerd aanbod aan leesmateriaal. Door het grote aanbod wordt het leesplezier bevorderd.

In de klas willen wij een rijke leeromgeving op het gebied van taal aanbieden. Dit doen wij door taalposters op te hangen in de klas. Dit geeft schematisch de taalregels weer.

In onze klassen hebben wij zitzakken. Wij hebben hiervoor gekozen, omdat wij vinden dat leerlingen ontspannen kunnen lezen. Deze zitzakken zijn afgeschermd met schotten. De leerlingen kunnen op deze manier ongestoord lezen. Het leesplezier wordt vergroot door de comfortabele en rustige omgeving.



Bij de kleuters heeft de school een letterhoek. De leerlingen komen hierdoor in aanraking met letters en woorden.



Er liggen twee i-Pads in de kleuterklassen. Hierop staat een programma geïnstalleerd. Op dit programma zien de leerlingen de tekeningen van een (prenten-)boek en ze kunnen luisteren naar het verhaal. Ook in de groepen 3 en 4 liggen twee i-Pads klaar. De leerlingen kunnen de tekst meelezen, terwijl een stem het verhaal vertelt. Dit bevordert de mondelinge taalontwikkeling en woordenschat. Dit wordt een interactief (prenten-)boeken genoemd. Leerlingen kunnen op hun eigen niveau werken en lezen. In de andere groepen liggen ook i-pads klaar.



In de groepen 1 t/m 8 staan er twee boekenkasten in de klas. Er is ruimte voor de lievelingsboeken van de leerlingen. Het is voor kinderen leuk om hun lievelingsboek aan iemand te laten zien en hierover te vertellen. Wij verwachten dan dat de leerlingen enthousiast worden. In de bovenbouw zal er een ontdekhoek zijn op het gebied van taal.



Activiteiten op taalgebied

In de kleuterklassen zal er aandacht zijn voor een bepaalde letter. Deze letter wordt dan de “letter van de week” genoemd. De leerlingen vertellen dan woorden die deze letter bezit. De leerkracht schrijft deze woorden op, de “letter van de week” in een aparte kleur. Er wordt gedurende deze week meer aandacht besteedt aan deze letter, ook in de letterhoek zal het accent meer liggen op deze letter.



In de groepen 3 t/m 8 is er een voorleeskruk. Leerlingen kunnen een stukje voorlezen wat zij bijzonder vinden en dit willen delen. Dit kan bijvoorbeeld een stukje zijn uit een boek dat ze gelezen hebben, maar ook een zelfgemaakt gedichtje.

Omgang achterstanden en verschillen

Zoals hierboven is beschreven zijn er I-Pads. Deze kunnen helpen als een leerling een achterstand heeft. De leerlingen kunnen op hun eigen tempo het boek doorbladeren. Zij kunnen bepalen of ze het boek alleen willen luisteren of dat zij met de stem willen meelezen. Zij kunnen een boek uitkiezen van hun eigen niveau. Wij vinden het belangrijk dat de leerlingen werken in de zone van naaste ontwikkeling. Dit houdt in dat de leerlingen werken op eigen niveau. Er wordt van uitgegaan wat de leerlingen al kunnen, wij als leerkrachten bieden dan net een niveau hoger aan.



Bij de kleuters beginnen we al met voldoende letters en woordenschat aan te bieden. Dit wordt gedaan om te voorkomen dat de leerlingen, in de hogere groepen, een achterstand oplopen. Wij verwachten dat een kleuter aan het eind van groep 2 minimaal achttien letters herkent en kan benoemen. Uit onderzoek is gebleken dat er vroeg begonnen moet worden aan de woordenschat. Hierdoor krijgen de leerlingen later minder problemen op het gebied van (begrijpend) lezen.

Vanaf groep 4 maken we gebruik van het ontdekkend leren op het gebied van taal. Leerlingen met een achterstand of die extra uitdaging nodig hebben, op het gebied van taal, krijgen creatieve opdrachten op niveau. Voorbeelden hierbij zijn:

·         Boeken op alfabet zetten. Leerlingen zijn op deze manier bezig met het alfabet en lezen.

·         Boeken top tien maken. Leerlingen zijn op deze manier bezig om de leukste boeken te selecteren.

·         Je kan leerlingen ook interviews laten afnemen.

·         In de bovenbouw kunnen de leerlingen de boeken op moeilijkheidsgraad selecteren. Ze kiezen bijvoorbeeld uit of het een A of een B boek is.



Op onze school lopen vrijwilligers rond. Zij helpen leerlingen bij lezen. Deze vrijwilligers zijn gepensioneerde docenten. Deze vrijwilligers kunnen de leerlingen met achterstand extra goed helpen. Dit gebeurt twee keer in de week.

Als we dyslexie vermoeden wordt hier gelijk actie ondernomen. Wij zullen dan kijken waar de leerling moeite mee heeft. Als we weten op welk niveau de leerling zit of op welk gebied de leerling problemen heeft, kunnen wij hier extra aandacht aan besteden. Wij kunnen dit doen door extra hulpmiddelen in te zetten. Zo gebruiken wij het RALFI lezen. Naast ondersteunend materiaal op maat en herhalingsoefeningen kunnen wij de leerlingen een aantal hulpmiddelen bieden: Leeslinealen, Daisyspeler of Reading Pen.

In groep 2 wordt er volgens een risicoscreening bekeken of een leerling problemen heeft op het gebied van taal. Van groep 3 tot 8 wordt er met een dyslexie protocol gewerkt. Hierover kunt u meer informatie vinden op de website: expertisecentrumnederlands.nl. 

Methodes

Onze school gebruikt methodes als leidraad. Er wordt gekeken naar de doelen van de les en de leerkrachten zullen deze les aanpassen zodat het interactief wordt. De lessen worden taalontwikkelend en de samenwerking is hiervoor goed. Wij hebben ervoor gekozen dat begrijpend lezen in de zaakvakken terug te laten komen.



In groep 3 leren de leerlingen het lezen aan. Dit doen ze met de methode “Veilig leren lezen”.



Wij gebruiken de taalmethode “Taal Actief”, deze methode wordt als leidraad genomen. De methode heeft vele voordelen. De leerkrachten kunnen bij deze methode veel eigen inbreng hebben en toepassen. De methode werkt aan de hand van verschillende differentiatiemogelijkheden. Dit houdt in dat er gedacht wordt aan verschillende niveau’s. De methode heeft een doorgaande lijn door de groepen 4 t/m 8. De methode geeft de voorkeur aan om te werken in tweetallen en/of kleinere groepen. Naast deze methode richten wij ons op woordenschat. Dit doen wij door hier extra tijd aan te besteden. Onze rijke leeromgeving geeft hier de ruimte toe.



Begrijpend lezen bieden we vooral aan in de zaakvakken. De strategie, die gebruikt wordt bij begrijpend lezen, wordt aangeboden aan de hand van de methode “Nieuwsbegrip”. Deze methode heeft een schema waarbij ze een strategie aanleren en dit herhaalt zich. Ook maken wij gebruik van “Heeft de koningin ook een huissleutel?”. Dit zijn boekjes waar eerst een vraag wordt gesteld en de leerlingen moeten deze vragen beantwoorden. We hebben hiervoor gekozen omdat het leuke toepasselijke vragen zijn. Deze manier van werken bevordert ook het leesplezier bij leerlingen. En daarbij komt dat als je de vraag van te voren stelt de nieuwsgierigheid bij de leerlingen wordt gewekt. Hierdoor wordt lezen geen verplichting.


Tijd

Tijdsinzet per leerling

De leerlingen hebben elke week ongeveer dertig – twee keer vijftien – minuten nodig om de leerstof te doorlopen. Wanneer een leerling extra oefening nodig heeft zal het langer met het programma aan de slag moeten. Hiervoor worden geen suggesties gegeven.



Taaldomeinen
Tijdsbesteding
Methode lessen
Vier keer in de week, 45 minuten
Vrij lezen
Vijf keer in de week, 15 minuten
Duo lezen
Een keer in de week, 30 minuten
Begrijpend lezen
15 % van de tijd besteden we aan begrijpend lezen tijdens de zaakvakken.
Technisch lezen voor groep 3
Vijf keer in de week, 60 minuten
Woordenschat
Kleuters: Vijf keer in de week, ongeveer 20 minuten
Groep 3: Vijf keer in de week, 15 minuten
Groep 4: Vier keer in de week, 15 minuten
Groep 5 en 6: Drie keer in de week, 15 minuten
Groep 7 en 8: Twee keer in de week, 15 minuten

Stellen
Één keer in de week, 25 minuten


Toetsing

De volgende toetsen worden afgenomen per schooljaar

  • Methode gebonden toetsen
  • AVI
  • Cito
  • DMT
  • Nieuwsbegrip toetsen; leesbegrip toetsen en evt. zelf toegevoegde woordenschattoetsen

Leespromotie

Ongeveer vijf keer in het jaar maken wij gebruik van een leespromotie.

- Leesontbijt

- Kinderboekenweek

- Gedichtendag

- Voorleeswedstrijd

- Stripvoorleesdag

Leeropbrengsten

Wij verwachten dat 95 procent de school verlaat met een gemiddeld niveau of hoger. 
De leerlingen gaan hier weg met een f1 niveau. Dit is door het ministerie SLO vastgesteld. We gaan hier van uit dat de zorg leerlingen ook het f1 niveau kunnen behalen.