Het rekenbeleid op de weidebloem:
De vijf kernpunten
Op basisschool ‘De Weidebloem’ werken wij vanuit de vijf
kernpunten die voor ons centraal staan bij het geven van goed en inspirerend
rekenonderwijs.
Ø
Wij streven naar spelenderwijs leren rekenen.
Ø
Wij streven ernaar om aan te sluiten bij de
belevingswereld van de leerlingen.
Ø
Wij streven ernaar dat iedereen rekenen leuk
vindt.
Ø
Wij streven ernaar dat iedereen kan rekenen.
Ø
Wij streven naar uitdaging en extra oefenstof
voor de leerlingen.
Er is bewust voor deze bovenstaande vijf kernpunten gekozen.
Hieronder is onze verantwoording en zijn onze ideeën per kernpunt te lezen.
Ø
Wij streven naar spelenderwijs leren rekenen.
Wij vinden het belangrijk om niet
altijd alleen maar te rekenen vanuit het boek, maar ook, naast het levend
rekenen, op een speelse manier met rekenen bezig te zijn. Dit streven wij na
door ons niet altijd vast te houden aan de methode, maar ook de creativiteit
van de leerkracht naar voren te laten komen. Hierbij kan gedacht worden aan het
rekenen aan de hand van een artikel, het levend rekenen, het rekenen door
middel van rekenspelletjes en het rekenen vanuit een bepaald probleem waarbij
de leerlingen met mogelijke oplossingen moeten komen. In elke klas zijn er
rekenspellen op het niveau van de groep aanwezig. Leerlingen kunnen deze
spelletjes spelen wanneer zij klaar zijn met hun rekenwerk. Elke leerling heeft
een eigen aftekenkaart, waarop te zien is welke spelletjes er gedaan zijn. Leerlingen
tekenen dit zelf af. Wel checkt de leerkracht wekelijks de aftekenkaarten om zo
een beeld te krijgen van hoeveel spellen de leerlingen doen in de week en of
dit realistisch is. Het werken met de spellen vinden wij belangrijk, omdat de
leerlingen op deze manier betrokken zijn met het rekenen, wat effect heeft op
het leren. De motivatie neemt toe, waardoor leerlingen meer inzet tonen en
komen tot betere rekenprestaties. Wel worden de leerlijnen uit de methode als
leidraad gebruikt.
Afbeelding 1:
Tafelspel in drie niveaus
Afbeelding 2: ‘Mens erger je niet’ met rekensommen
Er zijn veel verschillende
materialen in de klassen aanwezig die tijdens rekenlessen kunnen worden
gebruikt, zoals linialen, weegschalen, maatbekers, dobbelstenen,
gewichtseenheden als bonen, meel, eikels, knopen, thermometers en zandlopers. De
leerlingen leren aan de hand van het zelf doen met materiaal heel veel. Wij
hebben in alle klassen een klassenkas. Bij de kleuters wordt er gewerkt met een
gelddoosje met muntstukken. Het geld wordt gebruikt als er bijvoorbeeld cadeautjes,
een plantje of speciaal papier aangeschaft moet worden. Met het doosje kunnen
tel- en sorteeroefeningen worden gedaan. Vanaf groep 3 krijgt de groep er een
kasboek bij. Iemand van de ouderraad of van de directie komt aan het begin van
het jaar met een gevuld geldkistje en legt uit wat de bedoeling is. De klas mag
het geld wel zelf besteden, maar de ouderraad of directie wil wel kunnen zien
hoe met het geld is omgegaan en waaraan het is uitgegeven. Hiervoor is het
kasboekje. Hierin wordt getekend en met eventuele ondersteunende tekst wat er
gekocht wordt. Met stempels kunnen de bedragen zichtbaar worden gemaakt. De
leerkracht en de leerlingen moeten goed overleggen wat er wordt gekocht. Vanaf
groep 5 wordt er iemand uit de klas aangewezen als penningmeester en worden er
in het kasboek inkomsten en uitgaven genoteerd. Aan de hand van de klassenkas
leren de leerlingen dat je verstandig om moet gaan met geld en dat je goed moet
bijhouden wat je uitgeeft en wat je binnen krijgt qua geld.

Afbeelding
3: Klassenkas
Ø
Wij streven ernaar om aan te sluiten bij de
belevingswereld van de leerlingen.
Wij vinden het belangrijk dat het
rekenen aansluit bij de belevingswereld van de leerlingen. Hierdoor kunnen zij
de sommen voor zich zien en zich er beter in verplaatsen. Op het moment dat de
context hen niets zegt, zien zij de som niet voor zich en zal het uitrekenen
ervan ook moeizamer verlopen. Daarnaast zullen zij gemotiveerder zijn op het
moment dat een som aansluit bij hun belevingswereld. Hierbij kan gedacht worden
aan een rijk rekenprobleem, het tastbaar maken van de sommen door middel van
materialen en door het geven van vraagstukken die afkomstig zijn uit de
leefwereld van de leerlingen.
Hieronder
is een voorbeeld te vinden van een levend rekenles zoals deze bij ons op school
minimaal eenmaal in de week gegeven wordt.
Groep: 5
Vak: Rekenen
Thema: Olympische spelen
Bedoeling van de les:
De
leerlingen krijgen allemaal €150,- aan speelgeld. Met dit geld gaan zij
hockeykleding en –bescherming uitzoeken. Tenslotte moeten de Nederlandse
spelers er tijdens de hockeywedstrijden op de Olympische spelen goed uitzien.
Voordat
er op zoek wordt gegaan naar kleding en bescherming, bedenken de leerlingen
eerst wat er allemaal nodig is. Dit schrijven zij netjes op en maken een
schatting van de kosten. Wanneer dit gebeurd is, zoeken de leerlingen de
benodigdheden op internet met bijbehorende prijzen. Klopte de schatting? Komen
ze uit met het geld?
Ø
Wij streven ernaar dat iedereen rekenen leuk
vindt.
Wij vinden het belangrijk dat rekenen
leuk gevonden wordt door de leerlingen. Op het moment dat we dit bereiken,
zullen leerlingen ook met plezier gaan rekenen wat tot gevolg heeft dat de
leerling van zichzelf weet dat hij kan rekenen en ook betere rekenresultaten
behaalt.
Op
het moment dat dit niet bereikt wordt, dat leerlingen rekenen niet leuk vinden,
zullen zij ongemotiveerd met de taak aan de slag gaan en krijgen zij het gevoel
dat ze niet kunnen rekenen wat ook weer leidt tot minder goede rekenresultaten.
Om te bereiken dat leerlingen rekenen leuk gaan vinden, doen wij mee met de
jaarlijkse ‘Grote Rekendag’. Deze dag is voor alle groepen en staat in het
teken van een bepaald thema. Het laat de leerlingen zien dat rekenen leuk is en
geeft de leerkrachten nieuwe inzichten.
Naast deze rekendag, die eenmaal in het jaar plaatsvindt, werken wij gedurende
de rest van het jaar aan deze kernzin door het inrichten van een rijke
leeromgeving. In elke klas zijn een aantal rekenspellen aanwezig en met name in
de onderbouw kan er gewerkt worden met rekenhoeken. Op het moment dat de
rekenlessen over geld gaan, kan er een winkeltje ingericht worden, waar
leerlingen bij elkaar iets kunnen kopen en zo met het rekenen bezig zijn. Dit
sluit tegelijk aan op het gebruik maken van verschillende :Waar wij ook naar
streven is het regelmatig rekenen buiten de klas. Met de leerlingen het
schoolplein opzoeken en bijvoorbeeld een boom op te meten. Leerlingen moeten
erover nadenken hoe ze dit gaan aanpakken en met behulp van de leerkracht wordt
dit uitgevoerd. Leerlingen zijn hier bezig met het ontdekkend leren.
Afbeelding 4: Boom
meten
Ø
Wij streven ernaar dat iedereen kan rekenen.
Wij vinden het belangrijk om gericht
te kijken naar de aanpak van de individuele leerling. Op het moment dat de
aangeleerde aanpak niet aanslaat, bieden wij de leerling een andere aanpak aan
die beter past bij de leerling, waardoor de leerling het wel begrijpt en de
sommen beter en gemakkelijker zelfstandig kan maken.
Wij bieden klassikaal één aanpak aan en bekijken dan per leerling wie beter
gebaad is bij een andere aanpak. Hier kiezen wij bewust voor, omdat bij het
aanbieden van verschillende manieren leerlingen in de war kunnen raken. Dit
willen wij graag voorkomen.
Hierbij aansluitend komt het geven van zelfvertrouwen aan de leerlingen
naar voren. Dit is een aspect dat wij zeer belangrijk vinden op school. De
leerkracht draagt hier aan bij en zorgt ervoor dat alle leerlingen het gevoel
hebben dat zij het kunnen. Tenslotte is rekenen iets dat iedereen kan!
Met betrekking tot het rekenen laten wij de leerlingen ook regelmatig
samenwerken, waardoor ze kunnen leren van elkaar. Op het moment dat een
leerling uitlegt leert hij hiervan en bij de leerling die luistert naar deze
uitleg kan opeens het kwartje wel vallen, wat bij de uitleg van de leerkracht
nog niet gebeurd was. Dit komt omdat leerlingen een andere manier van uitleggen
hebben en leerkrachten weleens te moeilijk denken. Vanuit dit oogpunt, dat
leerlingen kunnen leren van elkaar, vinden wij samenwerken een belangrijk punt
dat we regelmatig laten terugkeren.
Afbeelding 5: Rekenstrategieën
Ø
Wij streven naar uitdaging en extra oefenstof
voor de leerlingen.
Wij vinden het belangrijk om de sterke
leerlingen extra uitdaging te geven waardoor ze gemotiveerd blijven en het
reken leuk blijven vinden. Deze extra leerstof zal een verdieping zijn op de
leergebieden die op dat moment centraal staan. Hierbij maken wij gebruik van de
methode ‘Rekentijger’. Deze methode is speciaal ontwikkeld voor sterke
rekenaars en bestaat uit een aantal werkboekjes die hen uitdaagt. Bewust wordt
er niet voor gekozen om deze sterke leerlingen stof te geven dat al verder gaat
dan waar de rest van de klas is. Hierdoor blijven zij bezig met dezelfde stof
als hun klasgenootjes en kunnen wij voorkomen dat zij begin groep 8 het
rekenboek al uit hebben. Daarnaast hebben zij eenmaal in de week een plusgroep
voor rekenen. Deze is klasdoorbrekend en wordt verzorgd door een leerkracht
waarvan de leerlingen op dat moment naar de gym zijn. Er zijn drie plusgroepen in onze school. De
leerlingen van groep 3 & 4, de leerlingen van groep 5 & 6 en de
leerlingen van groep 7 & 8. Op het moment dat wij deze leerlingen geen
extra uitdaging geven, zullen ze onder hun niveau gaan presteren en zullen de rekenresultaten
dalen. Dit willen wij voorkomen. Wij willen het beste uit ieder kind halen.
Daarnaast besteden wij ook extra aandacht aan de leerlingen die juist
moeite hebben met rekenen. Hen bieden wij naast de klassikale instructie ook
extra instructie op het moment dat de rest van de klas zelfstandig aan het werk
gaat. Op deze manier kunnen wij hen extra ondersteunen. Hierbij maken wij ook
gebruik van extra oefenstof om hen zo goed mogelijk te helpen.

Afbeelding
3: ‘Alles telt
Afbeelding 4:
‘Maatwerk’ Afbeelding 5:
‘Rekentijger’
Metafoor
In de groepen 1 tot en met 5 is Benno aanwezig in de klas. Benno is het
rekenwonder en wilt graag de leerlingen een hoop leren. Tijdens de rekenlessen
komt hij altijd tevoorschijn. Dit is zijn lievelingsvak. Hieronder stelt hij
zichzelf voor.
Hoi,
Ik ben Benno! Ehmmm, wat zal ik over mijzelf vertellen. Dat vind
ik wel lastig.
Ik ben geel, heb blauw haar en ik heb een hele mooie stropdas gekregen.
Ik kan heel goed rekenen. 1+1 =2, of 3 + 10 = 13. Goed hè.
Doeg, Benno
Afbeelding 6: Benno
Rekenen schoolbreed
Per schooljaar besteden wij van groep 3 tot en met 8
gemiddeld 5 uur in de week aan rekenen. Dit staat gelijk aan 1 uur per dag. Bij
de kleuters wordt er gewerkt aan de hand van thema’s waar het rekenen in
verwerkt zit.
Schoolbreed worden er dezelfde voorkeursstrategieën gehanteerd om te zorgen
voor één lijn binnen de school en duidelijkheid voor de leerlingen. Op het
moment dat een leerkracht heeft besloten een bepaalde leerling een andere
rekenstrategie aan te leren in het belang van het kind, wordt dit doorgeven bij
de overdracht, zodat ook de volgende leerkracht hiervan op de hoogte is en
hiermee verder gaat.
Voor de zwakkere rekenaars is er op de school hulpmateriaal aanwezig zoals
rekenrekjes en MAB materiaal. Daarnaast hebben wij de mogelijkheid de zwakke
rekenaars te laten werken met de methode ‘Maatwerk’. Voor de sterke rekenaars
is er de methode ‘Rekentijgers’ voor extra uitdaging.
Rekenmethode
Op onze school werken wij met de methode “Alles Telt” Wij
hebben hiervoor gekozen, omdat deze uitgaat van het ontdekkend en realistisch
leren rekenen wat aansluit bij onze visie.
Daarnaast maken wij ook gebruik van de methode ‘Maatwerk’ voor de zwakke
rekenaars die niet mee kunnen komen met de methode ‘Alles Telt’. Bij deze
methode werken de leerlingen achter met de i-pad of achter de laptop. Daarnaast
maken wij ook gebruik van de methode ‘Rekentijgers’ voor de sterke rekenaars.
Deze methode geeft extra uitdaging voor de leerlingen. Bij het bepalen welke
methode een leerling volgt, kijken wij naar de zone van naaste ontwikkeling.
Dit houdt in dat de leerkracht kijkt naar wat het kind al kan en hem net een
stapje hoger aanbiedt. Op het moment dat een leerling de stof uit de reguliere
methode ‘Alles telt’ al beheerst, wordt er een stapje hoger aangeboden, wat kan
betekenen dat de leerkracht de leerling laat werken met de methode
‘Rekentijger’, wat voor hem in de zone van naast ontwikkeling ligt. Daarnaast
kan de reguliere methode ‘Alles telt’ ook te moeilijk zijn voor leerlingen en
ligt dit dus ver boven de zone van naaste ontwikkeling. In dit geval kan de
leerkracht ook een stapje terug doen en deze leerling de methode ‘Maatwerk’
aanbieden. Dit is een stap terug, wat mogelijk beter aansluit op de naaste
ontwikkeling van het kind.
Tot slot werken wij ook met de ‘Klassenkas’. Deze is aanwezig in de groepen 1
tot en met 8 met steeds meer verantwoordelijkheid bij de leerlingen. Zo hebben
de kleuters een gelddoosje met muntstukken en vanaf groep 3 komt hier ook het
kasboek bij. Vanaf groep 5 wordt er ook een penningmeester aangewezen. Wij
hebben gekozen voor het werken hiermee, omdat wij op deze manier spelenderwijs
met het rekenen bezig zijn en leerlingen de waarde van geld op deze manier mee
willen geven.
De methode wordt bij ons op school als leidraad gebruikt en wij hebben als doel
de leerdoelen die vanuit de methode gegeven zijn te behalen. Hoe de rekenlessen
verder ingevuld worden laten wij over aan de professionele kennis van de
leerkrachten. Zij zijn vrij om de rekenlessen in te vullen op de manier waarop
zij vinden dat deze het meest zinvol zijn. Wel hebben de leerkrachten zich te
houden aan het regelement van de school. Dit houdt in dat er minstens eenmaal
in de week levend rekenen wordt gegeven en daarnaast ook eenmaal in de week in
het kader van rekenen naar buiten wordt gegaan met de leerlingen wat aansluit
op het ontdekkend leren. Dit wel mits het weer het toelaat.
Leerlijnen
In groep 1/2 wordt er een eerste stap gezet op het
rekengebied. We spreken hierbij over de voorbereidende fase. Hierin komen de
volgende onderwerpen aan de orde:
- Hoeveelheden tellen
- Ervaringen opdoen met sorteren,
ordenen en vergelijken
- Meten, inhoud en oppervlakte
- Ordenen in tijd
- Meetkundige oriëntatie zoals: plaats bepalen, richting bepalen, vormen,
verhoudingen en
bouwen.
- Begripsvorming door middel van het stimuleren van de taalontwikkeling.
In de groepen 3 tot en met 8 maken wij gebruik van de methode
“Alles Telt”. Deze methode gaat uit van het ontdekkend en realistisch leren
rekenen, wat aansluit bij onze visie: zelf oplossingsmethoden bedenken en
toepassen.
In de onderbouw komen de volgende onderdelen aan de orde:
- Getalbegrip
- Optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.
- Hoofdrekenen en cijferen
- Meten, meetkunde, geld, tijd, tabellen, grafieken en wegen
In de bovenbouw komen
de volgende onderdelen aan de orde:
- Hoofdrekenen en cijferen
- Tabellen, grafieken, breuken, procenten en verhoudingen
- Getalkennis
- Meten (oppervlakte, gewicht en inhoud)
- Wiskundige onderwerpen (bouwen, draaien, spiegelen)
De basisstof voor de methode wordt klassikaal en/of
individueel aangeboden en verwerkt. Na elk onderdeel wordt er getoetst. Is de
aangeboden stof goed begrepen dan krijgt de leerling verdiepingsstof over het
aangeboden onderdeel. Is de stof nog niet begrepen dan krijgt de leerling extra
uitleg van de leerkracht en herhalingsstof over het aangeboden onderdeel.
Toetsing
Wij maken gebruik van verschillende toetsen en
toetsmomenten. Voor rekenen hebben wij de volgende toetsen.
Ø
Methode gebonden toetsen (groep 3 tot en met 8)
Ø
Cito toetsen (Groep 1 tot en met groep 8)
De methode gebonden toetsen worden na afsluiting van elk
hoofdstuk afgenomen. De Cito toetsen worden tweemaal in het jaar afgenomen. Dit
is in januari / februari en juni. De gegevens van deze toetsen worden ingevoerd
in het leerlingvolgsysteem, ParnaSys. Voor meer informatie over dit
leerlingvolgsysteem verwijzen wij u door naar de schoolgids.
Dyscalculie
Voor dyscalculie zijn verschillende definities te geven. Eén
van die definities luidt als volgt
‘Een leerstoornis die specifiek betrekking heeft op rekenen, terwijl de
intelligentie normaal is.’
Zodra de leerkracht vermoedt dat een leerling dyscalculie
heeft, zal deze in gesprek gaan met de IB’er. Wanneer de IB’er dit vermoeden
deelt met de leerkracht, kan er, uiteraard in overleg met de ouders, een
onderzoek plaatsvinden. Het is de taak van de IB’er deze doorverwijzing te
regelen. Uit dit onderzoek zal een plan volgen over hoe de school de leerling
het best kan begeleiden. Bij het krijgen van een dyscalculieverklaring, heeft
de leerling recht op hulpmiddelen en / of voorziening bij toetsen en examen in
het basis- en middelbaaronderwijs.
Passend onderwijs
We willen er zoveel mogelijk naar streven dat alle
leerlingen meedoen met de methode ‘Alles Telt’ die wij hanteren op de school.
Hierbinnen differentiëren wij naar niveau van de leerlingen. De sterke
rekenaars kunnen na een korte uitleg zelfstandig aan de slag, met de andere
leerlingen wordt er uitgebreider naar de sommen gekeken en een enkele samen
gedaan. Hierna kunnen ook deze leerlingen aan de slag. Met de zwakke leerlingen
gaan wij aan de instructietafel zitten en geven wij hen nog meer begeleiding
bij het rekenen.
Kunnen sommige leerlingen echt niet mee
komen met rekenen en gaan zij hierdoor achterlopen dan hebben wij de methode ‘Maatwerk
rekenen’. Deze methode is een speciaal remediërende methode. De leerlingen
krijgen zo de basisonderdelen onder de knie. Deze methode werkt vooral met de
computer, zodat deze leerlingen ook geen last hebben van andere leerlingen als
ze aan het werk zijn. De leerlingen hebben dan een eigen leerlijn en speciale
en individuele instructie op het gebied van rekenen.
Sterke rekenaars, waarvoor de methode ‘Alles Telt’ te gemakkelijk is, waardoor
zij zich gaan vervelen en na verloop van tijd onder hun kunnen gaan presteren,
hebben wij de methode ‘Rekentijgers’. Op deze manier geven wij sterke rekenaars
hun uitdaging in het vak.
Rekencoördinator
Op onze school hebben wij een rekencoördinator. Deze functie
omvat het verbeteren van de kwaliteit van het reken- en wiskundeonderwijs op
onze school en het regelen van de ‘Grote Rekendag’. Hiernaast kunnen leerkrachten
met vragen of problemen met betrekking tot het reken- en wiskundeonderwijs bij
deze persoon terecht. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan het vormgeven
van de rekenlessen en het verstrekken van informatie over dyscalculie.
Materialen
Met betrekking tot het rekenonderwijs, hebben wij
verschillende ondersteunende materialen op school / in de klas. Zo is er in de
beide kleuterklassen een rekenhoek te vinden. Deze is in de vorm van een winkel
waar de leerlingen spullen bij elkaar kunnen kopen.
In de groepen 3 en 4 is er in het lokaal een groot rekenrek
te vinden die voor de klas door de leerkracht gebruikt kan worden. Daarnaast
zijn er in groep 3 ook kleine rekenrekjes voor de leerlingen aanwezig die zij
mogen gebruiken bij het uitrekenen van sommen. Naast het rekenrek zijn er in de
beide groepen ook grotere en kleinere kralenkettingen aanwezig die ook
ondersteunend kunnen zijn voor het uitrekenen van sommen.
Verder is er in de groepen 3 tot en met 8 MAB materiaal
aanwezig in het lokaal, voor leerlingen die moeite hebben met het rekenen. Dit
materiaal biedt hen visuele ondersteuning.
Ook is er in de alle groepen speelgeld aanwezig voor het
visueel maken van het rekenen met geld en de mogelijkheid tot spelenderwijs
omgaan met het betalen.
Afbeelding 2:
Speelgeld
Tot slot zijn er ook in alle groepen rekenspelletjes aanwezig die
aansluiten bij de leerstof van het jaar. Bij de kleuters hebben wij onder
andere Verti-blocs, Tangram telspel, Geometrische teldoos, Telpanorama,
Kabouter telspel en Begrippen diagram. In de rest van de groepen zijn onder
andere loco, piccolo en tafelkwartet aanwezig. Dit uiteraard op het niveau van
de groep.
Literatuur
Ø Nicolai, J., Velthausz, F. & Broersma,
R. (2010). Dat Telt, bouwstenen voor levend rekenwiskundeonderwijs. Nij Beets:
De Freinetbeweging.